19167 |
deugniet |
astrant jong:
strānt jūng (Q078p Wellen),
deugeniet:
ook materiaal znd 23,4
dügəniet (Q078p Wellen),
deugniet:
ook materiaal znd 23,4
deuchniet (Q078p Wellen),
kruis:
krues (Q078p Wellen),
plaag:
plooek (Q078p Wellen),
vaurien (fr.):
ook materiaal znd 23,4
varing (Q078p Wellen)
|
deugniet [ZND 01 (1922)] || een ondeugend kind [ZND 40 (1942)] || kent ge ook een woord of uitdrukking met dezelfde betekenis zonder het woord kind, b.v. een ondeugd, of iets dergelijks ? [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
18291 |
deuk in een hoed |
bluts:
in bləts (Q078p Wellen),
èn bluts (Q078p Wellen),
kot:
koet (Q078p Wellen),
nuts:
nuts (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen),
èn nuts (Q078p Wellen)
|
een deuk [ZND 33 (1940)], [ZND m]
III-1-3
|
19684 |
deur |
deur:
dø̄j.r (Q078p Wellen),
dø̄ǝr (Q078p Wellen)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|
25878 |
deurtje |
deur van het vuur:
døǝr van ǝt !vyǝr (Q078p Wellen)
|
Het ijzeren deurtje waardoor het vuur gestookt kan worden. [N 57, 8c]
II-2
|
21493 |
deurwaarder |
huissier (fr.):
hüssier (Q078p Wellen),
ossier (Q078p Wellen),
portier:
portier (Q078p Wellen)
|
deurwaarder [ZND 33 (1940)]
III-3-1
|
18035 |
diarree |
afgang:
fatsoenlijk
o:fgank (Q078p Wellen),
schijt:
sxẽ.t (Q078p Wellen),
minder fatsoenlijk
scheejet (Q078p Wellen)
|
Buikloop. Te dunne ontlasting, meestal veroorzaakt door een min of meer ernstige ontsteking van de darmen. Zie ook het lemma ''diarree'' in wbd I.3, blz. 472-474. [N 3A, 91, 99; A 48A, 52; monogr.] || Diarree, buikloop (prutsj, loperij, aan de schiet, dunne, weke). [N 107 (2001)]
I-11, III-1-2
|
21310 |
dief |
schelm:
schellem (Q078p Wellen, ...
Q078p Wellen)
|
dief [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
32690 |
diep |
diep:
dīp (Q078p Wellen)
|
In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.]
I-1
|
19087 |
diepzinnig |
speculeren:
hi spikuleert (Q078p Wellen)
|
Hij is diepzinnig. [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
24300 |
dier, beest |
beest:
hier ook opgenomen mat. van ZND 21, 011
bis (Q078p Wellen),
ook in ZND 23, 009
biês (Q078p Wellen),
dier:
ook in ZND 23, 009
dieër (Q078p Wellen)
|
beest [ZND 01 (1922)] || dier [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|