e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaap schaap: sxǭp (Wellerlooi) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schaapherder scheper: sxēpǝr (Wellerlooi) [A 48, 18a; L 1, a-m; L 26, 32a; S 13; Wi 2; monogr.] I-6
schaar scheer: sxējr (Wellerlooi) Schaar, gereedschap van kleermaker en naaister. Een goede schaar is gemaakt van staal en ijzer. Het snijvlak van de schaar moet van staal vervaardigd zijn. Het bovenoog, waarin de duim rust, is kleiner en ronder dan het onderoog waarin de vingers rusten (Papenhuyzen III, pag. 9). In dit lemma zijn de vragen ø̄Hoe noemt u de schaar in het algemeen?ø̄ (N 59, 16a), ø̄Hoe noemt u de grote schaar?ø̄ (N 59, 16b), en ø̄Hoe noemt u de kleine schaar?ø̄ (N 59, 16c) samengevoegd. Binnen dit lemma zijn de antwoorden onderverdeeld in drie groepen die beantwoorden aan de driedelige vraagstelling. Zie afb. 8. [N 59, 16a; N 59, 16b; N 59, 16c; N 62, 54; L 45, 14; L A2, 317; Gi 1.IV, 22; MW; S 30; monogr.] II-7
schaars haast geen: hos gen (Wellerlooi), raar: raar (Wellerlooi) schaars [DC 16 (1948)] III-4-4
schaats schaats: schātse (Wellerlooi) Hoe noemt men de voorwerpen, bestaande uit een ijzer en een houten of metalen voetrust, die men onder de schoenen bindt om op het ijs te kunnen rijden? [DC 23 (1953)] III-3-2
schaatsen schaatsen: schatse (Wellerlooi) Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)] III-3-2
schaden (ww.) schaden: schaaije (Wellerlooi) schaden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4
schaduw, lommer schaduw: Opm. v.d. invuller: dit woord wordt ook wel gebruikt, maar is toch niet als dialectisch te beschouwen. Men zegt vaker: onder enne koelem boeëm.  schaduw (Wellerlooi), uit de zon: cf. WNT s.v. "uit - oet, ute(n), uut  ŭŭttə zón (Wellerlooi) (de) schaduw [DC 23 (1953)] || schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schafttijd schoften: schŏŏfte (Wellerlooi), schofttijd: schŏfttied (Wellerlooi), sxoftit (Wellerlooi) schaften [SGV (1914)] || schafttijd [RND], [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: schaand (Wellerlooi) schande [SGV (1914)] III-3-3