e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Wellerlooi

Overzicht

Gevonden: 1874
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huilen, schreien schreeuwen: schrauwwe (Wellerlooi) schreien [SGV (1914)] III-1-4
huis, woning huis: hŭs (Wellerlooi) huis [SGV (1914)] III-2-1
huishouden huishouden: hŭshaalde (Wellerlooi) huishouden [SGV (1914)] III-2-1
huismus, mus korenpikker: korrepikker (Wellerlooi), korrepikkers (Wellerlooi), mus: musch (Wellerlooi), musschen (Wellerlooi) Hoe heet de huismusch? [DC 06 (1938)] || mus || musch [SGV (1914)] || musschen (mv.) [SGV (1914)] III-4-1
huisvlieg, vlieg huisvlieg: hŭsvlīēg (Wellerlooi), vlieg: vlieg (Wellerlooi), vlīēg (Wellerlooi) huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] || vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)] III-4-2
huiszwaluw huiszwalf: huuszwelf (Wellerlooi) huiszwaluw [DC 18 (1950)] III-4-1
huiveren schuiveren: schuuvere (Wellerlooi) huiveren [SGV (1914)] III-1-2
hul hul: hul (Wellerlooi) hul (kap) [SGV (1914)] III-1-3
hurken (zich) hukken: høkke (Wellerlooi, ... ) hukken [SGV (1914)] III-1-2
huurhuis huurhuis: hūūrhūs (Wellerlooi) huurhuis [SGV (1914)] III-2-1