22687 |
prent(je) |
beeld(je):
bilt-sjê (Q164a Widooie),
prent(je):
prîn-tjê (Q164a Widooie),
prînt (Q164a Widooie)
|
Prent. || Prentje.
III-3-2
|
22356 |
priktol |
gooidop:
gooidop (Q164a Widooie)
|
Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tup (Q164a Widooie)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
19224 |
raden |
geraden:
grôj-je (Q164a Widooie)
|
Raden.
III-3-2
|
22338 |
ravotten |
razen:
rooê-zê (Q164a Widooie)
|
Stoeien.
III-3-2
|
21130 |
rijden |
rijden:
rijen (Q164a Widooie)
|
rijden [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
33084 |
rijzen, uit de aren vallen |
rijzen:
ręi̯zǝ(n) (Q164a Widooie)
|
Het uit de aren vallen van de graankorrels, wanneer het graan goed droog is en op de wagen getast wordt. ''tasser op de wagen'' (5.1.5). In L 286 en 288 voegt men toe dat dergelijk koren rijskoren (riskōrǝ) wordt genoemd. De laatste drie uitdrukkingen betekenen zoveel als: "het koren is zo droog dat de korrels uit de aren vallen". Naar de fonetische verschijningsvorm zouden de uitdrukkingen (het is) rijs echter ook persoonsvormen van het werkwoord rijzen kunnen zijn.' [N 15, 53; JG 1a, 1b, 2c; L 32, 41; monogr.]
I-4
|
20655 |
rode kool |
rode kabuis:
rooie kabuis (Q164a Widooie),
rode kool:
rooie keul (Q164a Widooie)
|
Rode kool (als plant of gewas) [Lk 05 (1953)]
I-7
|
34597 |
rongblokken |
steunblokken:
stø̜i̯nblø̜k (Q164a Widooie)
|
Twee tot vier dwarsbalken die zowel bij de hoogkar met ladders als bij de langwagen voorkomen en waarin op de uiteinden de rongen gestoken worden. Bij de hoogkar gaat het om blokken waarop de ladders rusten. Deze ladders worden dan ondersteund door de rongen, die in de rongblokken zitten. Bij de wagen gaat het om dwarsbalken die op de langboom bevestigd zijn. Hier ondersteunen de rongen die in de rongblokken zitten de zijwanden van de wagen. [N 17, 12b + 13a + 44f + 44g; N G, 70c; JG 1b; JG 1d; JG 2b; JG 2c; monogr.]
I-13
|
34596 |
rongen |
grabstekken:
grapstɛkǝ (Q164a Widooie)
|
Twee tot acht houten of ijzeren spijlen die op de kar of wagen staan ter versteviging en/of ondersteuning van de zijwand (zowel -plank als -ladder). De rongen zitten bij de wagen in de rongblokken, terwijl ze bij de kar door middel van rongkrammen bevestigd zijn aan de onderzijde van de draagbalken van de karbak. [N 17, 12c + 31 + 44g + add; N G, 60d; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; Lu 4, 3a]
I-13
|