22331 |
vals spelen |
foetelen:
foe-tê-lê (Q164a Widooie)
|
Bedriegen.
III-3-2
|
22332 |
valsspeler |
foetelaar:
foe-tê-lèr (Q164a Widooie)
|
Bedrieger.
III-3-2
|
34489 |
van veren wisselen |
ruiven:
ruiven (Q164a Widooie),
ruizelen:
rø̜i̯zǝlǝn (Q164a Widooie)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vangen (Q164a Widooie)
|
vangen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
22091 |
vangijzertje, vangklep aan duiventil |
clapet (fr.):
klam-pét-tê (Q164a Widooie)
|
Vangklep (duivenhok).
III-3-2
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
vès-têl-oe-vênt (Q164a Widooie)
|
Vastenavond.
III-3-2
|
22306 |
veldduif |
veldkets:
veld-kets (Q164a Widooie)
|
Slechte duif.
III-3-2
|
17914 |
verbergen |
verbergen:
verbergen (Q164a Widooie)
|
verbergen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ik ben verkaad (Q164a Widooie)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ik heb eene ka gepakt (Q164a Widooie)
|
Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|