17628 |
keel, strot |
strot:
stro.ut (P172p Wilderen)
|
strot [RND]
III-1-1
|
18070 |
keelpijn |
zijn keel doet pijn:
zɛŋ ki.əl dy. pɛ.n (P172p Wilderen)
|
keelpijn [RND]
III-1-2
|
32739 |
keerstrook, wendakker |
hoofdpand:
hyǝpãnt (P172p Wilderen),
voordel:
vol (P172p Wilderen)
|
Een keerstrook of wendakker is de strook grond aan het uiteinde van een akker waar de ploeg gekeerd wordt. Deze strook ligt dwars op de voren van het groot geploegd middendeel. Als men aan het voor- en achtereinde van de akker niet op een belendend perceel of op een (veld)weg kan keren, heeft men twee keerstroken nodig. De keerstrook werd oorspronkelijk onbebouwd gelaten, later werd ook zij geploegd. Een aantal benamingen kunnen ook gebruikt worden voor een strook grond in het algemeen; soms wordt er op gewezen dat men via de keerstrook toegang tot het perceel heeft. De strook is breder dan normaal als zij in de lengterichting aan een afrastering of haag grenst. [N 11, 50a; N 11A, 125b; JG 1a + 1b + 1c; JG 2b + 2c; A 18, 2; A 33, 3 + 4 + 5; L B2, 246; L 34, 47; monogr.]
I-1
|
19926 |
keffen |
bassen:
basse (P172p Wilderen, ...
P172p Wilderen),
bassen (P172p Wilderen, ...
P172p Wilderen),
keffen:
keffen (P172p Wilderen, ...
P172p Wilderen)
|
keffen [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
22418 |
kegelen |
kegelen:
keigele (P172p Wilderen)
|
Zij zijn aan het kegelen. [ZND 36 (1941)]
III-3-2
|
22789 |
kegels (mv.) |
kegels:
bɛdə kɛ.gəls wöt nəmi.ə gəspelt (P172p Wilderen),
keigels (P172p Wilderen)
|
Er zijn negen kegels. [ZND 36 (1941)] || met de kegels wordt er niet meer gespeeld [RND]
III-3-2
|
19664 |
kelder |
kelder:
kolder (P172p Wilderen),
koͅldər (P172p Wilderen)
|
kelder [RND], [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
21283 |
kerel |
kerel:
kɛ.rəl (P172p Wilderen)
|
kerel [RND]
III-3-1
|
29111 |
keren |
binnenstebuiten draaien:
benǝstǝbātǝ drē̜ (P172p Wilderen),
draaien:
drējǝ (P172p Wilderen)
|
Omkeren van de stof van een oud kledingstuk, zodat het er weer fatsoenlijk uitziet. In L 27, 74 is gevraagd naar het keren van een jas. [N 59, 190b; N 62, 21a; L 27, 74; MW]
II-7
|
23298 |
kerkklok |
klok:
de kléper van de klok (P172p Wilderen)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|