e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zelem

Overzicht

Gevonden: 2292
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korte laars lage laars: liege lējəzə (Zelem) laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)] III-1-3
korte onderbroek? korte onderbroek: kötə ondərbruk (Zelem), onderbroekje: ondərbrŭkskə (Zelem) onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas halve lange, een -: haləvə laŋə (Zelem) overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
kortmeel kortmeel: kø̜tmēǝl (Zelem) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3
kortwieken afsnijden: afsnē̜ǝ (Zelem), branden: branǝ (Zelem) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kosten gelden: ps. omgespeld volgens Frings.  wa geͅlə də kyrə (Zelem) Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
koster koster: köstər (Zelem) koster [RND] III-3-3
kotelet, ribstuk karbonade: kɛrəmənōͅə (Zelem), kotelet: koͅrtəleͅtə (Zelem) karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
koud, mistig en somber weer mistig (weer): mestəx (Zelem), mistlucht: mestluxt (Zelem) mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] III-4-4
koude mist zure mist: zurə mest (Zelem) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4