17653 |
aars |
kont:
kǫ.nt (P177p Zepperen)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]
I-9
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
hatte öwes (P177p Zepperen),
hatte öəs (P177p Zepperen),
u-jes (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen),
uəs (P177p Zepperen)
|
Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)]
III-3-2
|
19009 |
abuis |
mis:
zji-je zijt mi-jes (P177p Zepperen),
zji-je zɛit mi-jes (P177p Zepperen),
ook materiaal znd 19a,6
zji-je zit mi-jes (P177p Zepperen),
ook materiaal znd 19a,6 mijes slecht leesbaar
zje-je zijt mijes (P177p Zepperen)
|
abuis [ZND 01 (1922)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)]
III-1-4
|
19021 |
achterdocht |
kwaad gedacht:
ich haa gië koad gedaach (P177p Zepperen),
ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44
ich haa gië koad gedaach (P177p Zepperen)
|
achterdocht [ZND 01 (1922)] || ik had geen achterdocht (ik vermoedde geen kwaad) [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
33984 |
achterhaam |
achterhaam:
ā.tǝrhǭm (P177p Zepperen)
|
Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.]
I-10
|
34100 |
achterklauw |
vers:
vē̜s (P177p Zepperen)
|
Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c]
I-11
|
33802 |
achterknie |
knie:
kni (P177p Zepperen),
knē̜i̯ (P177p Zepperen)
|
Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12]
I-9
|
19445 |
achteruit |
achter:
axtǝr (P177p Zepperen)
|
Voermansroep om het paard achteruit te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95l en 96; L B 2, 254; L 36, 81b; monogr.]
I-10
|
34584 |
achterwand |
achterste hoofdbred:
ɛ̄.stǝ hø̜i̯t˱bri.ɛt (P177p Zepperen),
hoofdbred:
hø̄i̯brīi̯ǝt (P177p Zepperen)
|
De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enquête opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.]
I-13
|
17685 |
ademen |
asemen:
ich koos nie oeossəmə (P177p Zepperen),
ig kan nie oeweseme (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen)
|
Ik kon niet ademen [ZND 19 (1936)]
III-1-1
|