31592 |
hoefstal, noodstal |
hoefstal:
hű̄.fstā.l (P177p Zepperen)
|
Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
II-11
|
25008 |
hoek (tussen twee lijnen) |
hoek:
inne hoek (P177p Zepperen),
ənən hoek (P177p Zepperen)
|
hoek [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
33646 |
hoek van een stuk land |
bek:
bɛk (P177p Zepperen)
|
Een hoek of punt van een stuk land. [N P, 1; A 33, 10; monogr.]
I-8
|
22358 |
hoepel |
reep:
reep (P177p Zepperen),
ring:
reenk (P177p Zepperen)
|
Een hoepel (ijzeren of houten ring die door de kinderen voortgedreven wordt). [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
bet een ring spelen:
bè nen reenk spe-le (P177p Zepperen),
repen:
reepe (P177p Zepperen),
reiəpə (P177p Zepperen)
|
Hoe heet: met zon ring [hoepel] spelen? [ZND 27 (1938)]
III-3-2
|
18018 |
hoesten |
hoesten:
hoeste (P177p Zepperen, ...
P177p Zepperen)
|
zachtjes hoesten, kuchen [ZND 29 (1938)]
III-1-2
|
33034 |
hoeveelheid halmen voor een halve schoof |
hoop:
hǫűp (P177p Zepperen)
|
In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.]
I-4
|
25414 |
hoeven verwijderen |
afkappen:
ǭfkapǝ (P177p Zepperen)
|
Eerst wordt de gehele poot verwijderd van het lijf en dan worden later de hoeven van de poot gekapt. Het kan zijn dat sommige antwoorden eerder duiden op het begrip "poot verwijderen" dan op "hoef verwijderen". [N 28, 46; monogr.]
II-1
|
24324 |
hommel |
hommel:
ook in ZND 01, a-m
hoemel (P177p Zepperen)
|
hommel [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
25062 |
homp, brok, klont |
klot:
klot (P177p Zepperen),
kloͅt (P177p Zepperen)
|
kluit [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|