e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zepperen

Overzicht

Gevonden: 2267
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kluit aarde klot: klǫt (Zepperen) [N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.] I-8
knecht, algemeen knecht: knɛx (Zepperen) [L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6] I-6
kneden botter kneden: [botter] knīi̯ǝn (Zepperen), botter maken: [botter] mǭkǝ (Zepperen), botter wassen: [botter] wasǝ (Zepperen) De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.] I-11
knellen duwen: dōə (Zepperen), pijn doen: dun mich paijən (Zepperen), pitsen: petsə (Zepperen) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2
knellen, gezegd van schoenen duwen: dōə (Zepperen), pijn doen: dun mich paijən (Zepperen), pitsen: petsə (Zepperen) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-3
kneu maartje: mjetsje (Zepperen) kneu III-4-1
kneuzen blutsen: blətse (Zepperen), butsen: bətsə (Zepperen) blutsen, kneuzen (van appelen): de appelen niet blutsen [ZND 21 (1936)] III-2-3
knie knie: knai (Zepperen), kneͅi (Zepperen), knɛ.ə (Zepperen) knie [RND], [ZND 28 (1938)] III-1-1
kniezen nooit niet content: hije is naut ni content (Zepperen), sermoteren: särmōtərə (Zepperen) Hij is altijd aan t kniezen (ontevreden, morren). [ZND 28 (1938)] III-1-4
knijpen pitsen: petsə (Zepperen) die schoenen knellen mij (doen pijn) [ZND 28 (1938)] III-1-2