id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21391 | uitleggen | uitleggen: uitleggen (Zolder), ǭtlęgǝ (Zolder) | Een kledingstuk langer of ruimer maken door onderaan een zoom uit te leggen. [N 59, 191; N 62, 23b; MW] II-7 |
22773 | uitmaken wie mag beginnen | meten: Vgl. pag. 347 sub poete: Poten (jongenst.): door om beurt een voetstap te zetten in elkaars richting, beslissen wie eerst mag beginnen in het spel. Wie het laatst een volledige voet kan plaatsen, wint. Syn. mië.te. mië.te (Zolder), poten: Wie het laatst een volledige voet kan plaatsen, wint. poete (Zolder) | Meten. || Poten (jongenst.): door om beurt een voetstap te zetten in elkaars richting, beslissen wie eerst mag beginnen in het spel. III-3-2 |
23122 | uitroep bij knikkerspel | bied: b.v. bie-span (ik verbied je een spanbreedte te nemen bie-hûûch (verboden je hand van de grond hoog te heffen, te houden bietik! verboden mijn knikker te raken (dit werd wel betwist! enz. bie- (Zolder), bied-hoog: bie-hûûch (Zolder), bied-trits: bietrits (Zolder) | (Uitroep bij knikkerspel): Ik verbied je te spuwen (om mij te hinderen). || Eerste lid in de verbodsformule bij het knikkerspel, samengetrokken uit: ik verbied je te ... || Verbodsformule bij het knikkerspel: ik verbied je hoog (met de hand van de grond) te knikkeren. III-3-2 |
21445 | uitschelden | uitmaken: īmqnd otmāke (Zolder) | Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-3-1 |
18108 | uitslag onder de neus | rood: sic! roed (Zolder) | Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast, uitslag, zweren). [N 107 (2001)] III-1-2 |
22343 | uitsliepen | sliepen: slîe.pe (Zolder) | Z. slîe.p [Sliep, sliepuit; uitdagende roep van kinderen tgov. hun maatjes, terwijl ze een slijpende beweging met de rechter wijsvinger over de linker maken]. III-3-2 |
32416 | uitspannen | uitspannen: ǭtspanǝ (Zolder) | Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.] I-10 |
28174 | uittrekkende schacht, uitstromingsschacht | put twee: put twee (Zolder [(Zolder)] [Winterslag, Waterschei]) | De schacht waarlangs de verbruikte lucht het ondergronds gedeelte van de mijn verlaat. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Intrekkende Schacht en Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 206; monogr.] II-5 |
17705 | uitwerpselen | kak: kák (Zolder), keutel: keu.tels (Zolder), stront: stró.nt (Zolder) | uitwerpselen [N 10c (1995)] III-1-1 |
21133 | uitwijken | afzetten: āf˲zętǝ (Zolder) | Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10 |