18290 |
wit halsboordje |
col (fr.):
nə col (K361p Zolder)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stē̜r (K361p Zolder),
witte ster:
wetǝ stē̜r (K361p Zolder)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (K361p Zolder)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
20654 |
witte kool |
witte kabotskool:
witte kabostkuël (K361p Zolder),
witte kool:
wetə kyl (K361p Zolder),
witte kool (K361p Zolder)
|
[Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akkermenneke (K361p Zolder)
|
kwikstaart (witte)
III-4-1
|
17890 |
woelen |
schravelen:
van kippen
schraa.vele (K361p Zolder),
woelen:
woelen (K361p Zolder),
in bed, bij onrustig slapen
woele (K361p Zolder)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
28816 |
wol |
wol:
wol (K361p Zolder)
|
Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.]
II-7
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
watertoom:
wǭ.tǝrtum (K361p Zolder)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
18614 |
wollen muts (kinderen) |
muts:
møts (K361p Zolder)
|
muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18132 |
wonde |
wonde:
won (K361p Zolder, ...
K361p Zolder)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || wonde [ZND 45 (1946)]
III-1-2
|