22280 |
duiven ringen |
ringen:
De douve lòòëte rènge.
rènge (Q001p Zonhoven)
|
Ringen: 1. Ringen.
III-3-2
|
21965 |
duivenhok |
duivenhok:
dǫu̯vǝnǫk (Q001p Zonhoven),
duivenkot:
douvekot (Q001p Zonhoven),
douvəkot (Q001p Zonhoven),
doͅuvəkòt (Q001p Zonhoven),
dǫu̯vǝkǫt (Q001p Zonhoven),
ə doͅuvəkoͅt (Q001p Zonhoven),
Ss. sub duif.
dawvekot (Q001p Zonhoven),
Ss. sub duif. Kil. duyvenkot.
douvekót (Q001p Zonhoven)
|
[Duivenhok]. || Duivenhok. [Goossens 1a (1955)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Hoe heten de standplaatsen van de verschillende huisdieren, namelijk het duivenhok? [ZND 38 (1942)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|
22014 |
duivenmand |
duivenkorf:
dawvekørəf (Q001p Zonhoven),
dǫwvǝkęrǝf (Q001p Zonhoven),
duivenmand:
dǫwvǝmān (Q001p Zonhoven)
|
*Duivenkorf: Korf waarmee men duiven naar de markt doet. || Een rechthoekige mand met deksel waarin duiven worden vervoerd. Zie ook afb. 283. [N 20, 50; N 40, 78; N 40, 95; N 40, 102; monogr.]
II-12, III-3-2
|
21970 |
duivenmelker |
duivenman:
Ss. sub duif.
dawveman (Q001p Zonhoven),
douvema.n (Q001p Zonhoven),
Sub man, I, A, *5.
douvema.n (Q001p Zonhoven),
duivenmelker:
Ss. sub duif. Kil. duyven-melcker.
douvemö.lleker (Q001p Zonhoven)
|
[Duivenliefhebber]. || Duivenhouder. || Duivenliefhebber. || Duivenmelker.
III-3-2
|
22090 |
duivenslag |
duivenslag:
douvəslâog (Q001p Zonhoven),
dǫu̯vǝslāx (Q001p Zonhoven),
dǫu̯vǝslǭx (Q001p Zonhoven),
Ss. sub duif.
douveslao.ch (Q001p Zonhoven),
slag:
slō.ch (Q001p Zonhoven),
slǭ.x (Q001p Zonhoven)
|
Duivenslag. [Goossens 1a (1955)] || Duiventil: a) duivenhok, b) duivenslag (buitendeel op het dak). [ZND 08 (1925)] || Het platform op het dak of tegen de gevel vóór de toegang tot het duivenhok, waarop de duiven aanvliegen en neerstrijken. Doorgaans is het platform niet meer dan een plank, soms heeft het de vorm van een huisje met een dak. In een enkel geval is de betekenis van de opgegeven term beperkt tot het (getraliede) valdeurtje dat men kan verstellen voor in- en uitvliegen; deze gevallen zijn telkens in het lemma vermeld. In kaart 52 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie ook afbeelding 17 bij het lemma "duivenhok" (3.4.7). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 9b; monogr.]
I-6, III-3-2
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
duivin:
dauvin (Q001p Zonhoven),
hen:
hen (Q001p Zonhoven),
wijfje:
weufke (Q001p Zonhoven),
wəfkə (Q001p Zonhoven)
|
duif, vrouwtje || duif, wijfje [Goossens 2a (1963)], [ZND 39 (1942)] || een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18006 |
duizelig |
dol:
døl (Q001p Zonhoven),
duizelig:
doəzəleͅch (Q001p Zonhoven),
duizelig (Q001p Zonhoven),
döö.zelech zèè.ën (Q001p Zonhoven),
tronkel:
drò.nkel zèè.ën (Q001p Zonhoven),
troŋkəl (Q001p Zonhoven)
|
duizelig [ZND 01 (1922)] || duizelig zijn [DC 60 (1985)] || Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, schwindel(ig), dul(le)). [N 107 (2001)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || hoe is of wordt iemand die lang heeft rondgedraaid (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
18008 |
duizeling, duizeligheid |
duizeligheids:
döö.zelechèts (Q001p Zonhoven)
|
duizeligheid [DC 60 (1985)]
III-1-2
|
24811 |
duizendblad |
duizendblad:
(Achillea millefolium)
dōē.zjentblao.ët (Q001p Zonhoven),
gerf:
etym. (e.d.), zie boek
gé.rref (Q001p Zonhoven)
|
duizendblad
III-4-3
|
24653 |
duizendknoop |
varkensgras:
z. L.J. p. 96
vé.rrekesgrao.ës (Q001p Zonhoven),
waterbladen:
(Polygonum bistorta): L.J. p. 11
wao.ëterbliër (Q001p Zonhoven),
wijerwortel:
wijerwortel (Q001p Zonhoven)
|
adderwortel || Polygonum aviculare || veenwortel
III-4-3
|