e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gaan gaan: goən (Zonhoven) gaan [ZND 01 (1922)] III-1-2
gaan liggen (van de wind) gaan liggen: gaan liggen (Zonhoven) gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)] III-4-4
gaar gaar: gaoër (Zonhoven), murg: murg (Zonhoven), mörrech (Zonhoven), De petatte zèèë mörrich: de aardappelen zijn gaar  mörrich (Zonhoven) gaar || gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] || murw III-2-3
gaatjestang gaatjestang: gǭtjǝstaŋ (Zonhoven) Een tang waarmee men rijggaten maakt. Zie afb. 27. [N 60, 46b; N 60, 46c] II-10
gadeslaan? gadeslaan: Zijn zoaken goaisloan (Zonhoven), zən zḁ̄kə gḁjsluoͅn (Zonhoven) Zijn zaken gadeslaan, goed zorgen voor zijn zaken. [ZND 35 (1941)] III-3-1
gaffel vork: de vurrek (Zonhoven) Worden de voorste kegels niet dichter bij elkaar geplaatst? Hoe noemt men dat? [ZND 36 (1941)] III-3-2
gagel mottenkruid: z. L.J. p. 31  móttekróó.ët (Zonhoven), vlokruid: vlūūkróó.ët (Zonhoven), vlooiekruid: vloejekróó.ët (Zonhoven), vlooikruid: vloejkróó.ët (Zonhoven) gagel || gagel (middel tegen motten en vlooien) III-4-3
galgeknoop galgeknoop: galgeknoop (Zonhoven) De knoop waarmee borstel en pekdraad bij het rispeleind aan elkaar bevestigd worden. [N 60, 198c] II-10
galgenaas deugniet: nən dø͂ͅgənit (Zonhoven), sloeber: plat  nə slubər (Zonhoven), smeerlap: ne smeerlap (Zonhoven), plat  nə smērlap (Zonhoven), vagebond (<fr.): ə vāgəboͅnt (Zonhoven) Een zeer slecht mens (galgenaas). [ZND 35 (1941)] III-3-1
galmgaten galmgaten: de galmgoaten (Zonhoven), gallemgoate (Zonhoven), galmgawətn (Zonhoven), galmkotten: de galmkeuter (Zonhoven) De open vensters in de klokketoren, waardoor het geluid van de klok(ken) naar buiten galmt [schalvensters, almsgatter, galmgaten?]. [N 96A (1989)] || Galmgaten (in de kerktoren om de klokkenklank door te laten). [ZND 35 (1941)] III-3-3