18825 |
bedroefd |
droef:
ook materiaal znd 23,33
dry(3)̄jf (Q001p Zonhoven),
droevig:
droevech (Q001p Zonhoven),
droevich (Q001p Zonhoven),
ellendig:
ook materiaal znd 23,33
eͅleͅndĕx (Q001p Zonhoven),
triestig:
truusjtich/truusjtech (Q001p Zonhoven),
zuur:
ook materiaal znd 23,33
zūr (Q001p Zonhoven)
|
droef [ZND 01 (1922)] || droevig || treurig, droevig
III-1-4
|
19471 |
bedsprei |
beddensprei:
be̝ͅdəsprēͅi̯ (Q001p Zonhoven),
bedsprei:
bètspreej (Q001p Zonhoven),
sprei:
sprē (Q001p Zonhoven)
|
bedsprei [RND] || Een bedsprei met franjes [ZND 23 (1937)]
III-2-1
|
22837 |
beeld |
beeld:
beͅjlt (Q001p Zonhoven),
bi.l`t (Q001p Zonhoven),
Zet dat beeld (v.h. H. Hart enz.) terug op de schouw.
bilt (Q001p Zonhoven)
|
Beeld. [ZND 01 (1922)] || Beeld.: 1. Beeld.
III-3-2
|
22688 |
beeldhouwer |
beeldhouwer:
be}eldhouwer (Q001p Zonhoven),
steenkapper:
steenkapper (Q001p Zonhoven)
|
iemand die uit steen beelden maakt [beeldsteker, beeldhouwer, beeldenpikker] [N 112 (2006)] || Iemand die uit steen beelden maakt [beeldsteker, beeldhouwer, beeldenpikker]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22731 |
beeldje |
postuurtje:
Sub postuur, 2. n postuurke op de schouw.
postuurke (Q001p Zonhoven),
Van Fr. posture.
póstūūërke (Q001p Zonhoven)
|
Beeldje. || Postuur: **3. (Dim.) Beeldje van gips e.d.
III-3-2
|
22403 |
beeldzijde van een geldstuk |
kop:
kop (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
kruis:
kruis (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
de beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje] [N 112 (2006)] || De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33660 |
beemd |
beemd:
bamt (Q001p Zonhoven),
bęmt (Q001p Zonhoven)
|
Het begrip beemd is, getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma, vaak afgevraagd. Op grond van de informatie die de informanten bij hun antwoord gaven, springen er twee betekenissen uit van beemd. De eerste is ø̄lager gelegen, vochtig weilandø̄ en de tweede is ø̄hooiweide of hooilandø̄. Een aantal informanten vermeldt erbij dat beemd weiland is aan de Maas of aan een beek. Enkele andere bijvoegingen zijn: ø̄slechte wei met veel onkruidø̄, ø̄grasland zonder omheiningø̄, ø̄weiland met enkele bomenø̄, ø̄stuk zure grondø̄. De lage ligging wordt nogal eens als een slechte eigenschap, als minderwaardig, gewaardeerd. Sommige informanten geven aan dat een beemd iets anders is dan een broek. Mede door de diverse bijvoegingen bij de antwoorden zijn de beemd-opgaven daarom niet verwerkt in lemma 1.3.2 ɛlaaggelegen weidegrondɛ, waarin de broek-opgaven domineren. Binnen de woordtypen beemd en band/bend is niet altijd met zekerheid te zeggen of ze enkel- of meervoud zijn. Waar dit met zekerheid te zeggen is, is dit aangegeven.' [N 14, 53; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; N P, 5; JG 1a, 1b, 1c; L 19b, 2aI; L 1a-m; L 4, 40; A 10, 4; S 2, 5, 43; Wi 6; RND 20; Vld.; monogr.]
I-8
|
17771 |
been |
been:
bi. n (Q001p Zonhoven),
bin (Q001p Zonhoven)
|
been [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)]
III-1-1
|
17561 |
been, beenderen |
doodsbeen:
dudzbin (Q001p Zonhoven)
|
beenderen (op het kerkhof) [ZND 21 (1936)]
III-1-1
|
20193 |
beenderen op het kerkhof |
doodsbeen (mv.):
znd 21, 009c
dudzbin (Q001p Zonhoven)
|
beenderen (op het kerkhof) [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|