e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ophanger lits: lits (Zonhoven), litsje: liske (Zonhoven), Meestal dim.  litske (dim.) (Zonhoven), lus: z. ook o. **lits.  lus (Zonhoven), snoertje: snørkə (Zonhoven) **lits: lusje aan rok, jas etc. om deze op te hangen || Lintje. Hoe heet het lintje of snoer om een jas op te hangen? [ZND 37 (1941)] || lus III-1-3
ophitsen oprukken: òprukkə (Zonhoven), opstoken: ópsteu.ke (Zonhoven) ophitsen || ophitsen, opruien III-1-4
opmaken opdoen: gɛ.lt obdu.n (Zonhoven) geld opdoen (opmaken) [RND] III-3-1
opnieuw beginnen herbeginnen: herbəgeͅnə (Zonhoven), opnieuw beginnen: ópnou begènne (Zonhoven), optenieuw beginnen: obənou bəgeͅnə (Zonhoven), óbbenou begènne (Zonhoven), vanher beginnen: vanhēͅrbəgeͅnə (Zonhoven) opnieuw beginnen || opnieuw beginnen: veel dialecten kennen nog andere woorden dan opnieuw [ZND 40 (1942)] III-1-4
opperhuid vel: vel (Zonhoven) Opperhuid (huid, bovenhuid, -vel). [N 109 (2001)] III-1-1
oppoken rochelen: roxǝlǝn (Zonhoven) Het vuur oppoken. [N 29, 8a; OB 2, 2b; monogr.] II-1
opprikken prikken: prikken (Zonhoven) Het met behulp van een steekopzetter of roulette meer zichtbaar maken van de steken in de rand. [N 60, 124b] II-10
oprispen rupselen: ruebselen (Zonhoven), rø:psəlṇ (Zonhoven) oprispen [ZND 05 (1924)] || Oprisping hebben, gepaard gaande met een zure smaak in de mond. [N 109 (2001)] III-1-2
oprit oprit: oprit (Zonhoven) een hellend oplopende weg om op een dijk, een brug enz. te kunnen komen (april, opweg, opril, oprit, stoep, aprel) [N 90 (1982)] III-3-1
opscheppen blagueren (< fr.): cf. VD s.v. "blagueren"= grootspreken, opsnijden  blágéérə (Zonhoven), stoefen: stóffə (Zonhoven), cf. VD s.v. "III. stoffen"en "stoefen  stòffe (Zonhoven), stuiten: cf. WNT XVI s.v. "stuiten (II)"pochen, bluffen, snoeven, opsnijden  stöö.te (Zonhoven) bluffen, pochen, zwetsen || bluffen, snoeven, pralen || pochen, bluffen III-1-4