20414 |
peetoom |
paat:
poat (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
peter:
pee.ëter (Q001p Zonhoven),
peteren:
pee.ëtere (Q001p Zonhoven),
pejətərṇ (Q001p Zonhoven),
petərən (Q001p Zonhoven),
pētərə (Q001p Zonhoven),
peternonk:
pee.ëternò.nk (Q001p Zonhoven)
|
de peter [de paat] [N 96D (1989)] || peetoom || peter || peter (doopvader) [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
meter:
mee.ter (Q001p Zonhoven),
paat:
paa.ët (Q001p Zonhoven),
pāot (Q001p Zonhoven),
pōͅ:ət (Q001p Zonhoven),
peteren:
peteren (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven)
|
de meter [joaën] [N 96D (1989)] || meter || meter (doopmoeder) [ZND 05 (1924)]
III-2-2
|
30887 |
pek |
pek:
pɛk (Q001p Zonhoven)
|
De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38]
II-10
|
30885 |
pekdraad |
pekdraad:
pɛkdrǭt (Q001p Zonhoven)
|
De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39]
II-10
|
20812 |
pekel |
pekel:
Spek ènne pȉ.kel lègge: spek in pekel leggen
pīē.kel (Q001p Zonhoven)
|
pekel
III-2-3
|
32047 |
pen |
ang:
aŋ (Q001p Zonhoven)
|
Bij een pen-en-gatverbinding, het dunne gedeelte dat ontstaat wanneer de zijvlakken aan het uiteinde van één van de stukken hout worden weggezaagd. De dikte van de pen bedraagt gewoonlijk 1/3 van de totale houtdikte. [N 54, 58b; monogr.]
II-12
|
17717 |
penis |
pie:
pie (Q001p Zonhoven, ...
Q001p Zonhoven),
pieke:
Kinderwoord.
pieke (Q001p Zonhoven),
pin:
pin (Q001p Zonhoven)
|
[N 10c (1995)]mannelijke geslachtsorgaan [gemach, gemaacht] [N 10c (1995)]
III-1-1
|
34116 |
penis van de stier |
schacht:
sxaxt (Q001p Zonhoven)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
21415 |
pennenhouder |
pennenschacht:
penneschacht (Q001p Zonhoven)
|
pennenhouder [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
27627 |
penningen uitgeven |
médaillons geven:
medāløns gęjvǝn (Q001p Zonhoven
[(Zwartberg)]
[Eisden])
|
Controlepenningen uitreiken. Het uitgeven van de penningen geschiedde bovengronds. De zegsman uit Q 15 merkt daarover voor de mijn Maurits op dat op vertoon van de penning de mijnwerker zijn lamp en gereedschap kon ophalen. Daarna gaf hij de penning af voordat hij in de lift stapte. Aan het eind van de dienst kon hij de penning bovengronds, later ondergronds weer van een bord nemen. De penning werd uiteindelijk bij het verlaten van de mijn in een bak bij de portier gedeponeerd. Zie voor de fonetische dokumentatie van de tussen haken geplaatste woorden het lemma Controlepenning. [N 95, 45]
II-5
|