e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Zonhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweede klaversnede achtermaad: axtǝrmǭt (Zonhoven) Zoals het nagras meestal van betere kwaliteit is dan de eerste snede, zo is ook de tweede snede klaver een gezochte soort groenvoer. Vergelijk aflevering I.3, paragraaf 6: Nagras. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [JG 1c, 2c; monogr.] I-5
tweede luiden voor de mis tinken: te[n}ken (Zonhoven), ət tɛŋt før ə məs (Zonhoven), voor de tweede keer tinken: twiede keer (Zonhoven), twījədə kīr (Zonhoven) De klok luiden vóór de aanvang van de doordeweekse mis(sen). [N 96A (1989)] || Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3
tweeling kweeling: wordt minder gezegd; cf Hasselts wb. s.v. "tweeling", soms nog kjaaling; R. kweeling  kwee.ëling (Zonhoven), tweeling: twee.ëling (Zonhoven), twilin (Zonhoven) tweeling [ZND 08 (1925)] III-2-2
twijg wis: we.s (Zonhoven), zweep: zwip (Zonhoven) Vaak wordt in plaats van een zweep ook een twijg gebruikt om het paard aan te vuren. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
twijg, jonge tak rijs: rèè.ës (Zonhoven), takje: WLD  tekske (Zonhoven, ... ), vits: etym. (e.d.), zie boek  vits (Zonhoven), véts (Zonhoven), wis: wis (Zonhoven) Een twijg, een jonge tak (bent, twijg, wis, sprik, tak, teen). [N 82 (1981)] || lang, dun twijgje || twijg || wis III-4-3
ui, ajuin jaan: jaon (Zonhoven), jōͅ.n (Zonhoven), joͅu̯ən (Zonhoven), jóó.ën (Zonhoven), joun: jouwen (Zonhoven), sjalot: S. scharlot; van Fra. échalote; invoeging van r  sjerlót (Zonhoven), sjalottenpijpjes: sjerlóttepèè.ëpkes (Zonhoven) ajuin [ZND 01 (1922)] || ajuin (sg) [Goossens 1b (1960)] || een ajuin [ZND 43 (1943)] || kleine ui || uiloof I-7
uiensoep juinsoep: jóó.ënsóp (Zonhoven) uiensoep III-2-3
uier tet: tɛt (Zonhoven), uier: ø̜̄.r (Zonhoven, ... ), ø̜̄r (Zonhoven) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uil bosuil: bosuil (Zonhoven), uil: øͅlj (Zonhoven) bosuil || uil III-4-1
uit de voor schieten uitspringen: ōǝ.tspręŋǝ (Zonhoven) Als men bij het ploegen op een hard voorwerp (b.v. een steen) stoot, of als men met name bij een voetploeg de staart niet vast of niet goed recht houdt, kan de ploeg uit de voor schieten: het ploeglichaam belandt dan in de vorige voor. [JG 1a;N 11A, 124b] I-1