21566 |
winkelkorf |
kalebas:
kelbas (Q005p Zutendaal)
|
Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
22770 |
winnen |
winnen:
(w)eene (Q005p Zutendaal)
|
winnen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
31622 |
winterbeslag |
beslag met klammen:
bǝslǭ.x me̜t klamǝ (Q005p Zutendaal)
|
De vier van stoten en kalkoenen voorziene hoefijzers van het paard samen. Zie ook de lemmata ɛscherp zettenɛ, ɛstootɛ en ɛkalkoenen, krammenɛ.' [JG 1a]
II-11
|
33238 |
winterwortelen |
poten:
pūtǝ (Q005p Zutendaal)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
22374 |
wippen |
wippen:
(w)eepe (Q005p Zutendaal)
|
wippen [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|
33779 |
wisselen van de tanden |
wisselen:
wesǝlǝ (Q005p Zutendaal)
|
Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19]
I-9
|
33772 |
wit stervormig vlekje op het voorhoofd |
ster:
stɛ̄.r (Q005p Zutendaal)
|
Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27]
I-9
|
34538 |
wit van het ei |
wit:
wet (Q005p Zutendaal)
|
[JG 1b, 1c; monogr.]
I-12
|
20654 |
witte kool |
kool:
kiel (Q005p Zutendaal),
wit hoofd:
wit hait (Q005p Zutendaal),
wit moes:
witmoos (Q005p Zutendaal),
witte kool:
wetə kil (Q005p Zutendaal)
|
[Goossens 1b (1960)] [Goossens 2a (1963)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)]
I-7
|
17890 |
woelen |
woelen:
in bed
wŭlle (Q005p Zutendaal)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)]
III-1-2
|