17809 |
langen |
langen:
Geven, enz. heeft ook de bet. v. overreiken, niet van nemen.
langen (Q005p Zutendaal),
Geven.
lange (Q005p Zutendaal)
|
Is bij u een werkwoord langen bekend? Schrijf de juiste betekenis tussen haakjes achter de dialectuitspraak (geven, nemen, overreiken enz.). [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
33774 |
langwerpige streep van voorhoofd tot neus |
streep:
strɛi̯p (Q005p Zutendaal)
|
Lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus, naar de vorm in verschillende soorten onderscheiden: ''halve'' en ''doorlopende bles'', ''smalle'' en ''brede bles'', en als ze de hele snuit wit kleur: witte muil, snuit. Zie ook het vorige lemma met ''bles'' in de betekenis van een naar voren hangend haarbosje. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b; N 8, 27b]
I-9
|
18222 |
lap |
lap:
lap stof (Q005p Zutendaal)
|
Sterke doek of stof [lap, vel, lel, del] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
31291 |
lasapparaat |
laspost:
laspǫs (Q005p Zutendaal
[(elektrisch)]
)
|
In het algemeen een toestel om te lassen. Zie ook de toelichting bij het lemma "wellen, lassen". Met de meer algemene woordtypen lasapparaat, schweissapparat (d.) en laspost zal wel vaak een autogeen lasapparaat bedoeld worden. Zie ook afb. 42. [N 33, 188-189; monogr.]
II-11
|
31292 |
lasbrander |
chalumeau:
šalymo (Q005p Zutendaal)
|
Lasapparaat dat bestaat uit een metalen buis met tuitvormig mondstuk en twee toevoerleidingen, één voor de brandstof en één voor het verbrandingsmiddel (meestal zuurstof). Als brandstof kan waterstof, lichtgas of acetyleengas worden gebruikt. Zie ook afb. 43. [N 33, 190; monogr.]
II-11
|
31296 |
laskap, lashelm |
laskap:
laskap (Q005p Zutendaal)
|
Metalen kap met donkergroen ruitje waarmee tijdens het elektrisch lassen hoofd en ogen tegen straling en metaalspetters beschermd worden. De laskap wordt met één hand vastgehouden, de lashelm wordt op het hoofd gezet. Zie ook afb. 46. [N 33, 192]
II-11
|
31295 |
lasstaaf |
baguette:
bagɛt (Q005p Zutendaal)
|
De metalen staaf die bij het elektrisch lassen van metalen als laselektrode dient. De laselektrode smelt daarbij ook en voegt zo metaal toe waarmee de lasnaad wordt opgevuld. De elektrode is ommanteld met een stof die als een soort vloeimiddel fungeert. Tijdens het lassen verdampt een deel daarvan en vormt een gas dat het gesmolten metaal tegen oxidatie beschermt. Op de lasnaad wordt een slak gevormd die met behulp van de lasbikhamer kan worden weggekapt. Zie ook afb. 45. [N 33, 191; monogr.]
II-11
|
17814 |
laten |
laten:
lo.te (Q005p Zutendaal)
|
laten [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
leèg (Q005p Zutendaal),
uit (pint):
mi glos es y(3)̄t (Q005p Zutendaal)
|
Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)]
III-4-4
|
22749 |
leeuw |
leeuw:
ene liiee(w) (Q005p Zutendaal)
|
leeuw [GTRP (1980-1995)]
III-3-2
|