33050 |
afleggen |
aan de kant leggen:
ǫn ǝ kānt lęŋǝ (K318p Berverlo),
afleggen:
afleŋn (K314p Kwaadmechelen, ...
K357p Paal),
aflęgǝ (K358p Beringen, ...
L247p Broekhuizen,
L164p Gennep,
L165p Heijen,
K317a Kerkhoven,
L211p Leunen,
K278p Lommel,
L265p Meijel,
L209p Merselo,
L159a Middelaar,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L214p Wanssum),
aflęi̯ǝ (K358p Beringen),
ā.flęgǝ (L282p Achel, ...
L417p As,
L359p Beek,
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L415a Dorne,
L353p Eksel,
L356p Grote-Brogel,
L366p Gruitrode,
L286p Hamont,
Q002p Hasselt,
L352p Hechtel,
L413p Helchteren,
L414p Houthalen,
L316p Kaulille,
L369p Kinrooi,
L315p Kleine-Brogel,
L355a Linde,
L372p Maaseik,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L312p Neerpelt,
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek,
L362p Opitter,
L415p Opoeteren,
L314p Overpelt,
L355p Peer,
L313p Sint Huibrechts Lille,
L361p Tongerlo,
L354p Wijchmaal,
L365p Wijshagen),
ā.f˱lęgǝ (L363p Ellikom, ...
L416p Opglabbeek),
āflegǝ (L332p Maasniel, ...
L322a Nunhem,
L381b Peij,
L331p Swalmen),
āfleqǝ (L382p Montfort, ...
L271p Venlo),
āflēgǝ (Q020p Sittard),
āflęgǝ (L244c America, ...
L429a Berg,
L269p Blerick,
L288c Eind,
Q018p Geulle,
L322p Haelen,
Q113p Heerlen,
L289a Hushoven,
L321a Ittervoort,
Q002b Kiewit,
L434p Limbricht,
Q009p Maasmechelen,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
Q012p Rekem,
L266p Sevenum,
P176p Sint-Truiden,
L318b Tungelroy,
Q101p Valkenburg,
L289p Weert,
K361p Zolder),
āflęi̯qǝ (L360a Gerdingen),
āflęi̯ǝ (K359p Koersel),
āflęqǝ (L295p Baarlo, ...
Q196a Banholt,
L320a Ell,
L320c Haler,
L291p Helden,
Q039p Hoensbroek,
Q111p Klimmen,
L289b Leuken,
Q196p Mheer,
L294p Neer,
Q033p Oirsbeek,
Q098p Schimmert,
L432p Susteren,
L270p Tegelen,
Q097p Ulestraten,
Q014p Urmond,
L268p Velden,
L289p Weert),
ǭflęgǝ (Q072p Beverst, ...
Q156p Borgloon,
Q071p Diepenbeek,
L371a Geistingen,
Q004p Gelieren Bret,
Q003p Genk,
Q193p Gronsveld,
P188p Hoepertingen,
Q198b Oost-Maarland,
Q096d Smeermaas,
Q001p Zonhoven,
Q005p Zutendaal),
afnemen:
afnemǝ (K318p Berverlo),
afrapen:
afrāpǝ (L369p Kinrooi),
afrǭpǝ (P214p Montenaken),
ā.frā.pǝ (L286p Hamont),
āfrāpǝ (L322p Haelen, ...
Q002p Hasselt,
L422p Lanklaar,
Q009p Maasmechelen,
L318p Stramproy,
L318b Tungelroy,
L289p Weert),
ǭfrāpǝ (Q003p Genk),
afrijen:
afręi̯ǝ (P108p Grazen),
afslagen:
afslǭgǝ (K357p Paal),
afsteken:
āfstai̯kǝ (L288a Ospel),
afstoten:
afstuǝtǝ (K353p Tessenderlo),
āfstōtǝ (Q033p Oirsbeek),
daalleggen:
dǭlęgǝ (P107a Rummen),
garven maken:
gɛrvǝ mākǝ (L430p Einighausen, ...
L268p Velden),
geleggen maken:
gǝlęgǝ mākǝ (L360p Bree, ...
P049p Donk,
P048p Halen,
Q002p Hasselt,
P050p Herk-de-Stad,
P051p Lummen,
P054p Spalbeek),
gǝlęgǝ mǭkǝ (P044p Zelem),
hopen maken:
hø̜i̯ǝp mǭkǝ (Q156p Borgloon),
in de jaan leggen:
en dǝ gø̄n lęqǝ (L295p Baarlo, ...
L290p Panningen),
en dǝ jǫn lęgǝ (L369p Kinrooi),
in geleggen leggen:
en gǝlē̜gǝ lē̜gǝ (L317p Bocholt),
in janen leggen:
en jǭnǝ lęqǝ (L321p Neeritter),
janen:
jǫu̯nǝ (P222p Opheers),
neerleggen:
nerlęgǝ (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
omleggen:
ǫmlęgǝ (L422p Lanklaar),
oppers leggen:
øpǝrs lɛgǝ (Q080p Vliermaal),
oppers maken:
øpǝrs mǭkǝ (Q071p Diepenbeek, ...
Q170p Grote-Spouwen,
Q077p Hoeselt,
Q076p Romershoven),
ø̜pǝrs mākǝ (Q072p Beverst, ...
Q094b Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler),
ǫpǝrs mākǝ (Q011p Boorsem),
oppers steken:
ǫpǝrǝ stęi̯kǝ (Q009p Maasmechelen),
rapen:
rǭpǝ (Q156p Borgloon),
schobben maken:
šǫbǝ mākǝ (L372a Aldeneik, ...
L324p Baexem,
L331b Boukoul,
L430p Einighausen,
L371a Geistingen,
Q018p Geulle,
L322p Haelen,
L330p Herten,
Q111p Klimmen,
L332p Maasniel,
Q204a Mechelen,
Q022p Munstergeleen,
L321p Neeritter,
L322a Nunhem,
L427p Obbicht,
Q033p Oirsbeek,
Q198b Oost-Maarland,
L371p Ophoven,
Q111q Ransdaal,
Q099q Rothem,
Q098p Schimmert,
L432p Susteren,
L331p Swalmen,
L318b Tungelroy,
Q097p Ulestraten,
Q117a Waubach),
šǭbǝ mākǝ (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
schoofjes maken:
šø̜fkǝs mǭkǝ (Q162p Tongeren),
schoven maken:
sxuvǝ mākǝ (P051p Lummen, ...
P054p Spalbeek),
šęi̯f mākǝ (L360p Bree),
slaan:
slūǝ (P048p Halen),
steken:
stēi̯ǝkǝ (Q204p Wittem),
štø̄kǝ (Q098p Schimmert, ...
Q020p Sittard),
štø̄ŋkǝ (Q033p Oirsbeek),
štūǝkǝ (Q028p Jabeek),
terugleggen:
trøk˱lęgǝ (L288a Ospel),
uitleggen:
utlegǝ (L387p Posterholt),
ūtlęgǝ (Q032a Puth),
ūtlęqǝ (L324p Baexem, ...
Q100p Houthem,
Q111p Klimmen,
Q022p Munstergeleen,
Q033p Oirsbeek),
wegleggen:
wɛx˱lɛgǝ (L244c America)
|
De term "afleggen" is oorspronkelijk afkomstig van het graan maaien met de zeis: de gemaaide halmen vallen dan tegen de nog staande aan en moeten eerst "afgelegd" worden (door de "aflegger"), voordat de maaier een nieuwe baan kan aanzetten. De aflegger doet dit doorgaans met de handen, soms met een sikkel of een pikhaak, en "stuikt" daarbij een hoeveelheid halmen voor een schoof tegen de grond en bindt deze dan, provisorisch, af. De aflegger gebruikt daarbij vaak overmouwen om zich tegen de stekende halmen te beschermen. Later is de term overgenomen bij het maaien met de maaimachine; daar wordt ook "afgelegd", hetzij door de voerman zelf die met een pedaal een hoeveelheid halmen afzondert, hetzij eveneens door een aparte "aflegger". Dit "alleen achter de maaimachine" wordt uitdrukkelijk vermeld in L 164, 268 en L 320a. Vandaar is het verspreidingsgebied hier groter dan het gebruik van de graanzeis in de kaart "graan maaien met de zicht en de zeis". Bij het pikken vormt de zichter zelf de schoven, of de pikkelingen, door de zojuist afgesneden halmen "af te trekken", zie de toelichting bij het lemma ''aftrekken'' (4.2.5). [N 15, 15d en16h; N J, 3b; JG 1a, 1b, 1c; monogr.]
I-4
|