e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drijven aandrijven: āndręjvǝ (Borgharen, ... ), āndrīvǝ (Borgharen, ... ), aanspannen: ǭnspanǝ (Bilzen), afdrijven: afdrijven (Kerkhoven), āfdrīvǝ (Asenray / Maalbroek), ǭfdręj.ǝvǝn (Diepenbeek), afjagen: afjagen (Maasmechelen, ... ), afjāgǝ (Meijel, ... ), afjǭgǝn (Tessenderlo), āfjā.gǝ (Houthalen), āfjāgǝ (Asenray / Maalbroek, ... ), afkloppen: āfklopǝ (Born, ... ), afslaan: āfslǭn (Born, ... ), bijkloppen: bi(j)klǫpǝ (Klimmen), bęjklopǝ (Meijel), bīklǫpǝ (Tungelroy), bollen: bǫlǝ (Venray), bomberen: bǫmbērǝ (Roermond), de halflap afpinnen: dǝ halflap āfpenǝ (Maasbree), de zool vasthouden: dǝ zǭl vasthǭjǝ (Roggel), doordiepen: dōrdēpǝ (Lanaken, ... ), doorzetten: dǭrzętǝ (Houthalen), drijven: drijven (Diepenbeek, ... ), drę̄jvǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Eisden]), drīvǝ (Bleijerheide, ...  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Willem-Sophia]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Domaniale, Wilhelmina]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Maurits]  [Laura, Julia]  [Maurits]  [Maurits] ), drīvǝn (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]), drīǝvǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Winterslag, Waterschei]  [Domaniale]  [Domaniale]), een voie couperen: een voie couperen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zwartberg, Eisden]), een voie maken: een voie maken (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Zolder]), ǝn voj mā.kǝ (Zolder  [(Zolder)]   [Eisden]), ǝn vuj mākǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Domaniale]  [Zwartberg, Waterschei]), inhalen: ehǭlǝ (Bleijerheide), enhālǝ (Venray), enhǭǝlǝ (Nieuwenhagen, ... ), enǭlǝ (Stokkem), inkrimpen: enkrømpǝ (Houthalen), intrekken: intrękǝ (Helden  [(een rond voorwerp aan één kant op een ezel enger maken)]  , ... ), ēntrękǝ (Lanaken), kloppen: klopǝn (Dilsen), met riet dekken: met rēt˱ dękǝ (Klimmen), naar binnen slaan: nǭ benǝ šlǭn (Roermond), opdiepen: ǫp˱dēpǝ (Stokkem  [(bol)]  ), opdrijven: opdrīvǝ (Bleijerheide, ... ), opvaren: opvārǝ (Kelmis), pinnen: penǝ (Milsbeek), rietdekken: rietdekken (Schimmert), rēt˱dękǝ (Ell), uitbollen: yt˱bǫlǝ (Venray), ūt˱bǫlǝ (Roermond), uitdiepen: ūt˱dēpǝ (Stokkem  [(hol)]  ), uitdrijven: ūs˱drīvǝ (Bleijerheide), ūtdrīvǝ (Beek), uithollen: ūthø̜lǝ (Schimmert), uithouwen: ūt˱ǫwǝ (Stokkem), uitkloppen: uitkloppen (Opglabbeek), utklopǝ (Montzen), ūtklǫpǝ (Helden), uitrekken: ūtrękǝ (Roermond), uitslaan: ūtslǭn (Sevenum), ǫwtsloan (Houthalen), uitwijden: ̇ūtwījǝ (Roermond), uitzetten: ūt˲zętǝ (Lanaken, ... ), vastzetten: vastzetten (Dilsen), vortscheren: vurtšē̜rǝ (Bilzen), wegjagen: wɛxjāgǝ (Wellerlooi) Een dak met riet dekken. Voor bedekking met riet worden de regels of sparren van het dak op een onderlinge afstand van 45 √† 55 cm geplaatst. Daarop worden panlatten aangebracht op afstanden van ongeveer 28 cm. Op deze latten wordt eerst een dunne spreilaag ter dikte van 5 cm met dunne dekgaarden en wilgen stroppen bevestigd; daarna wordt het dekriet in lagen van 6 cm dikte opgebracht en op dezelfde wijze aan de panlatten verbonden. De lagen schuiven telkens de afstand van twee panlatten naar boven op en men brengt er zoveel lagen op, totdat een dikte van circa 26 cm is verkregen. Vervolgens wordt het dak afgeschoren, waardoor alle uiteinden van het riet in een plat vlak komen. De nok wordt gewoonlijk met rietvorsten, een soort van brede, gebakken dakpannen, afgedekt, nadat vooraf in de top een rondhout of beslagen hout is gelegd, waarlangs men aan weerszijden de specie spreidt waarin de rietvorsten komen te liggen (Zwiers II, pag. 279). [N F, 45a] || Een mijngang of galerij langer maken. [N 95, 383; monogr.; Vwo 291] || Het op de goede plaats brengen van de loopzool met behulp van een spanriem en een hamer. Over de zool, die voorlopig is vastgezet, spant men de spanriem en met de punt van de hamer drukt men de spanriem achterwaarts. Men beklopt de zool en zet deze met enige houten pinnen vast. [N 60, 102] || Het verwijderen van bijen uit de woning door middel van kloppen, borstelen, stoten en afjagen op een korf met nest, met het doel honing te oogsten. [N 63, 98a; monogr.] || Het werken met de stootklos. [N F, 27] || In het algemeen een metalen plaat met behulp van drijfhamers zodanig bewerken dat er holle en bolle plaatsen in ontstaan. Zie ook het lemma "drijfhamer". Het lemma bevat verder onder B en C een aantal specifieke termen voor bewerkingen die tot het drijven gerekend worden. [N 64, 95a; N 66, 28a] || Vorderen met de winning. [monogr.] II-10, II-11, II-4, II-5, II-6, II-9