e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speen deem: cf. WNT (III2), kol. 2343, s.v. "deem - deme, daarnaast ook dem"Van onbekende oorsprong. Gewestelijk in gebruik in de zin van: speen of tepel van een melkdier....  deem (Maastricht), fiep: feep (Sevenum, ... ), fie:p (Meijel), fiep (Beesel, ... ), fip (Kanne), fīēp (Meijel), fĭĕp (Nieuwenhagen), fieper: fieper (Tungelroy), fiepje: fiepke (Geulle), fop: foep (Haelen, ... ), fop (Vlodrop), fup (Tungelroy), fòp (Venlo), föp (Horst), cf. VD s.v. "fop"2. fopspeen  fŏp (Meerlo), fopje: föpke (Venlo), föpkə (Beesel), fopper: foppər (Roermond), fots: fiêts (Eksel), foets (Hoeselt), fótsj (Susteren), fôets (Hoeselt), cf. VD s.v. "fots(e)"II. oude lap  fòets (Gors-Opleeuw), ontrondingsgebied  fiets (Meeuwen), lol: (v.). cf. VD s.v. "loel"(gew.) ouwe loel, ouwe sufferd, oude zeur; cf. Eng. s.v. "lullaby"(in slaap zingen; slaapliedje)  l‧ul (Eys), zie ook in lemma "zogen, voeden (overg.)"s.v. "lollen  lol (Ophoven), lots: de loets (s-Gravenvoeren), de loetsj (Klimmen), de lotsch (Itteren), ein loetsj (Schimmert), loeds (Blerick), loetjs (Montfort, ... ), loets (Doenrade, ... ), loetsch (Brunssum, ... ), loetsj (Gulpen, ... ), loots (Maastricht), lootsch (Wolder/Oud-Vroenhoven), lootsj (Maastricht), lots (Tungelroy), lotsch (Amby, ... ), lotsj (Bunde, ... ), lōdzj (Caberg), lōēts (Opglabbeek), lŏĕtsj (Amstenrade, ... ), lòts (Maastricht), lòtsj (Urmond), lódsj (Susteren), lóts (As, ... ), lótsch (Stein), lótsj (Born, ... ), lôetsj (Schinnen), lôts (Ell), lôtsj (Geleen, ... ), lötsj (Kinrooi, ... ), ən lótsj (Maastricht), ⁄n lôêtsch (Schimmert), (datgene wat op de fles er los op zit).  loetsj (Herten (bij Roermond)), (v.).  lu.tš (Eys), cf. RhWb (V), kol. 562, s.v. "lotschen II"= saugen, lutschen  lŏtsj (Geleen), cf. VD s.v. "lutsen"3. (gew.) zuigen  luts (Vlijtingen), vr.  lu.tš (Ingber), zie Cornelissen-Vervliet, dl. II, p. 780, s.v. lots, ‘zuigflesch der kleine kinderen’.; cf. Idem. WNT (VIII2), kol. 3084 s.v. lots met een vewijzing naar s.v. loes - loeze (VIII2, kol. 2572), in Oost.Vl. vrouwenborst; in Antw.: zuigdotje, speen; in het Zuiden der Kempen lots (Corn.-Vervl.)  lòtsj (Echt/Gebroek), zie ook WNT s.v. "lots"zie loes; cf. WNT s.v. "loes - loeze": In Oost-Vl. vrouwenborst; in Antw. zuigdotje, speen; In het land van Waas gebruikt men "loet"; in het Z. van de Kempen lots (CV in Z.-Limb. en aangrenzende streken loetsj (Jongeneel Afl. loezen , aan een dot zabberen; in het Z. der Kempen: lotsen, zuigen  loets (Tienray), zuigdot  lóts (Zolder), lotser: (met ringetje).  loetsjer (Swalmen), memmetje: memke (Eksel), nokkel: noekel (Heerlerbaan/Kaumer), nŏĕGGəl (Heerlen), nŏĕkel (Heerlen), speen: sjpeen (Roermond, ... ), sjpein (Susteren), sjpien (Reuver), speen (Echt/Gebroek, ... ), spiën (Venlo), stiller (du.): sjtieler (Waubach), stop: sjtop (Kapel-in-t-Zand, ... ), suts: cf. VD D-N s.v. "Zitze"; zie echter ook s.v. "zutschen"(lurken, slurpen mar.: heeft het iets met sussen te maken??  söts (Jeuk), cf. VD D-N s.v. "Zitze"tepel (pej.) tiet, mem; cf. Sint-Truiden Wb. p. 222 s.v. "suts"= speen, fopspeen; cf. s.v. "sutse = zuigen; cf. Niel-Sint Truiden Wl. p. 367 s.v. "suts"(iets waarop men kan zuigen) en "sutsen"(likken, zuigen)  sëts (Vorsen), tet: tet (Diepenbeek, ... ), cf. VD s.v. "tet  tet (Wellen), tit: tiet (Maastricht), cf. Tongeren Wb. s.v. "tèt"p. 579 = fopspeen, zuigdotje  dë tie (Tongeren), cf. VD s.v. "tit  tie (Jeuk), tut: de tut (Heythuysen), en tut (Oirlo), tut (As, ... ), verklw. tutje  tut (Kinrooi), tutter: tuter (Tessenderlo), tutter (Alken, ... ), tuttər (Heel, ... ), tuttərfles (Maastricht), tutt’r (Kaulille), tuuter (Achel), tuutter (Herten (bij Roermond)), zuikerd: (= fopspeen).; cf. Sittard Wb. p. 499: geeft de betekenis van zuiger; zie het lemma "aan de borst zijn"met de trefwoorden met "zuigen"en in de toelichting de verwijzing naar het WNT s.v. "zuiken - zuk(k)en  zäökert (Sittard) ouderwetse speen || speen gummidop op zuigfles || speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] III-2-2