22709 |
verschillende knikkerspelen |
aftikken:
tegen een raamdorpel of iets dergelijks terugstuiteren om de knikker van de tegenstander tot op spqnwijdte te benaderen.
aaftikke (L270p Tegelen),
beugelen:
door een opstaand ijzeren ringetje
b"gələ (L316p Kaulille),
boedelen:
in een kuiltje
boedele (Q198p Eijsden),
boederen:
boederen (L355p Peer),
buiksmijten:
boeksjmiete (L291p Helden/Everlo),
hetzelfde als oetjeegere
boeksjmiete (L290p Panningen),
dood gooien:
dūt gūjə (L372p Maaseik),
een lotje kavelen:
#NAME?
e lotteke kavele (L374p Thorn),
hoopje schieten:
#NAME?
hupke scheete (Q113p Heerlen),
huiven uitschieten:
huuve oetsjeete (Q112z Ten-Esschen/Weustenrade),
jagen:
jāgə (P177p Zepperen),
kaatsen:
kaatse (L321a Ittervoort),
kangelen:
kāŋələ (L360p Bree),
kernel kletsen:
Knikkerspel in een ring met een hol in t midden.
kərneͅl kletsə (Q078p Wellen),
kernen schieten:
#NAME?
kaere sjeete (Q030p Schinveld),
kippen:
kepə (Q194p Rijckholt),
kletsen:
kletse (L333p Asenray/Maalbroek),
kletsen en spannen:
#NAME?
kletsje en sjpanne (Q039p Hoensbroek),
knokkelschieten:
knēkəl sxītə (L355p Peer),
knopen werpen:
#NAME?
knuupjer werfen (Q121e Kaalheide/Onderspekholz),
koningkappen:
kēneŋkapə (Q002p Hasselt),
kot schieten:
kut schītə (Q180p Mal),
kraampje staan:
(kraampje)
krø͂ͅmkə stōͅn (L318b Tungelroy),
kruisje schieten:
#NAME?
kruuske sjete (L432p Susteren),
kulsen smijten:
met knikkers op een cent of allerlei penningen gooien
køͅlsə sjmiete (L290p Panningen),
kulsen spannen:
kuilse spanne (L382p Montfort),
laten vallen:
loeete vallen (P188p Hoepertingen),
lijn schieten:
#NAME?
lijnsjissen (Q121e Kaalheide/Onderspekholz),
met pot:
mit pot (L431p Dieteren),
mikken:
bij het mikken gebruikte men de vingers van de rechterhand gestrekt en aaneengesloten> In de laagte tussen de vingers legde men de hilten, waardoor er een veel grotere kans was om 2, 4 of 6 hilten in de lots te laten vallen. Mikken werd met hooguit 8 hilten gespeeld
mikke (L211p Leunen),
mutsen:
moetsje (L331p Swalmen),
muurtje:
muurke (L292p Heythuysen),
nalopertje:
naoluiperke (L292p Heythuysen),
#NAME?
noaleuperke (Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven),
omp of paar:
een even aantal kæls in het kuiltje gooien. Kwam een even aantal kæls in de poel, dan was het paar en had de gooier gewonnen. In het andere geval was het omp en had de andere partij gewonnen. De kæls die buiten de poel bleven, waren verloren.
omp of paar in de poel doon (L269p Blerick),
oord schieten:
centen in een ovaal rondje zetten en die met een knikker eruit schieten
eurt sjeute (Q198p Eijsden),
op malkander schieten:
op mekander schieten (P176b Bevingen),
perk schieten:
#NAME?
peͅrk sjēͅtə (Q035p Brunssum),
perkje schieten:
perkske sjeeten (Q036p Nuth/Aalbeek),
perkje steken:
met de vinger alle knikkers in een kuiltje schieten
perkske steken (L268p Velden),
pijpenstaarten:
In: On piêpesterte doon: knikkerspel waarbij in plaats van "maale""piêpesterte"werden gebruikt. (Voor de beschrijving van dit spel: zie "maale").
piêpesterte (L289p Weert),
pot:
pot (P188p Hoepertingen),
pot uitboedelen:
pot oet bŏĕdele (L300p Beesel),
potje huiven:
een puitche huiven (Q102p Amby),
pøͅtjə y(3)̄və (L429p Guttecoven),
potje jagelen:
pøͅtjə jagələ (L429p Guttecoven),
potschieten:
potscheete (L250p Arcen),
potsteken:
potstēͅkə (L292p Heythuysen),
potstèke (L292p Heythuysen),
prijs schieten:
pris sjētə (Q111p Klimmen),
putje mee in schieten:
poetje medin scheete (L300p Beesel),
putjeschieten:
potje sjeete (Q111p Klimmen),
raak en span:
raak en spaan (Q095p Maastricht),
schaaltjeringelen:
Een spel dat waarschijnlijk alleen in Eksel gespeeld werd omdat hiervoor een grote "biel"(stalen ronde kogel) meet doormeter van drie tot vijf cm nodig was die wij ook weer bij de werkhuizen Smeets gingen vragen. Er werd een lijn getrokken op de grond en daan weerszijden op een afstand van drie passen ook een lijn. Op de middellijn plaatsen we een deksel van een doos van ca 10 cm diameter. Daarin plaatsten wij onze inzet, één of meer knikkers of "biellekes". Achter de twee andere lijnen stond een speler. Om de beurten gooide deze met de grote "biel"naar het deksel om dit te raken en omver te werpen. Als dit gebeurde vlogen de knikkers in het rond. Die raak gooide had het spel gewonnen en de knikkers waren voor hem. Het gebeurde dat er slechts een knikker of een gedeelte van de inzet uit het deksel vloog, dan ging het spel verder tot alle knikkers verdwenen waren uit het deksel. Viel het deksel op een knikker, ook dan werd er gespeeld tot de knikker vrij kwam. Als een glazen knikker stuk gegooid werd dan had de winnaar pech.
schèlke ringelen (L353p Eksel),
schieten:
sjeete (Q197p Noorbeek),
sjeeten (Q198a Mesch),
sjete (L331p Swalmen),
#NAME?
sjeete (L427p Obbicht),
schieten vanaf de krijt:
vanaf een lijn proberen de ingelegde knikkers uit een kuiltje of ovalen ring te schieten
sjētə vanāf də krēͅt (Q197p Noorbeek),
schraampje steken:
met knikkers en centen
sjrīəmkə stēͅkə (L292p Heythuysen),
schuiven:
sjuve (L331p Swalmen),
spannen:
#NAME?
spanne (L321p Neeritter),
steentje tikken:
#NAME?
steinke tikke (L321p Neeritter),
stinke tikke (L374p Thorn),
steken:
sjtiekke (Q198p Eijsden),
#NAME?
staike (L321p Neeritter),
stop spelen:
stoͅpspēlə (P177p Zepperen),
stoten:
stoute (P188p Hoepertingen),
streep boedelen:
sjtreep boedele (L331p Swalmen),
streep gooien:
streepgoeje (L318b Tungelroy),
stuiteren:
stuiteren (L269b Boekend, ...
L269a Hout-Blerick),
tikken:
tikke (Q095p Maastricht),
#NAME?
tikke (L321p Neeritter),
jongens
tikke (Q187p Sint-Pieter),
voor jongens
tikke (Q095p Maastricht),
titsen:
titchen (Q187a Heugem),
titsje (Q193p Gronsveld),
titsjə (Q111p Klimmen),
tokkes en spannes:
toekes en sjpannes (L329p Roermond),
tumpelen:
tummelen (L413p Helchteren),
uit de pot schieten:
Iech zal heë ns gouw n oug maoke, sè!
oat de pot sjiet`n (Q071p Diepenbeek),
uitjageren:
oetjegere (L291p Helden/Everlo),
met een grote knikker
oetjeegere (L290p Panningen),
uittikken:
Hetzelfde als pætje tikke
oettikke (L270p Tegelen),
zaad schieten:
#NAME?
zeut scheete (Q112b Ubachsberg),
zōͅət sjesə (Q121c Bleijerheide),
zōͅət sjisə (Q121c Bleijerheide),
ps. deels omgespeld volgens Frings.
zɛ̄t} sjeete (Q110p Heek),
zonder pot:
zonger pot (L431p Dieteren)
|
[Knikkerspel:] Uit de pot schieten. || benamingen in het knikkerspel [SGV (1914)], [SGV (1914)] || Hoe worden (werden) de verschillende knikkerspelen genoemd? [N R (1968)], [N R (1968)] || Knikker: welke spelen doet men er mee? Beschrijf kort. [ZND 16 (1934)] || Knikkerspel. [ZND m] || Pijpestelen. || Schaaltje gooien. || Spel met bikkels en knikkers.
III-3-2
|