e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wrang amperig: amperig (Genk), bitter: bitter (Bergen), of bitter?  better (Buchten), gats: jats (Kerkrade), jatz (Kerkrade), gele etter: gęǝlǝ ɛtǝr (Mechelen), gescheut: gǝšø̄t (Rothem), herb (du.): herb (Vaals), krank: van wijn  krank (Tongeren), ontsteking: ōntštē̜keŋ (Eys), sleeuw: sjliēē (Klimmen), sleen (Venlo), slie (Maastricht, ... ), sliej (Arcen, ... ), slieë (Blerick), sliè (Stevensweert), slië (Panningen), slīēj (Horst), alleen in de betekenis van wrang  sjlieë (Wijlre), den appel is slei  slei (Maasbracht), neen, zon vrucht is niet slieë, welkent men de sliëne vruchten van de slieëndur(sleedoorn, sleepruim, trekkebekker) voor de vorst zijn die zeer wrang  sliën (Putbroek), slae kreek soort blauwe best van de kriek (?)  slae (Stein), slie tang  slīē (Hushoven, ... ), smaakt als de vrucht van een sleedoorn  slie (Venlo), sneij tang  sneij (Lutterade), vb de vrucht van de sleedoorn  sjlieë (Beegden), sleeuwig: sjlieïg (Gronsveld), sprang: spraŋ (Gruitrode), spring: spreŋ (Meeuwen), strang: andere prijzen  strang (Linne), stroef: stroef (Geleen, ... ), uierontsteking: yi̯ǝrontstē̜keŋ (Maasbracht), vleugziekte: vleugziekte (Maasmechelen), vrak: vrak (Vaals), wrang: vrang (Amby, ... ), vraŋ (Baarlo, ... ), vra‧ŋ (Meeswijk), vräŋ (Lommel), wrang (Beek, ... ), dae appel sjmaakt vrang  wrang (Stevensweert), Dij appel höbbe ne vránge smao.k: die appels smaken wrang  vráng (Zonhoven), enne wrange smaak  wrang (Afferden), in de betekenis van eten: zure appels of wat dan ook dat de mond bijeen trekt of haast niet door te slikken is  vrang (Lottum), sleie taant, voor eten van zuur of wrange vruchten  wrang (Heijen), vrang peren  vrang (Roggel), wordt gezegd van vruchten of andere spijzen wanneer deze bitter smaken  wrang (Panningen), zoor appels bv  wrang (Blerick), wreed: vree (Linne, ... ), vrie-ei (Buchten), vrieje (Gulpen), vrieë (Ubachsberg, ... ), vráéé (Geleen), wrieëd (Hout-Blerick), wriëd (Blerick), wring: vring (Castenray, ... ), zuur: zoer (Beesel, ... ), zoor (Blerick, ... ), zoore (Keent), zour (Nuth/Aalbeek), Zoere wien Zoere appele De zals door ¯e zoere appel mote biete: je zult aan iets onaangenaams niet kunnen ontkomen  zoer (Maastricht) lettl. zo wrang als een zuurdesem || stroef; welk woord gebruikt men voor stroef (zoor, week, wrang, stroef, rins) [DC 28 (1956)] || tegenstelling van zoet n.l. scherp, wrang || wrang [DC 26 (1954)] || Wrang is een besmettelijke uierontsteking van droogstaande weidedieren. De ziekte treedt op in de zomermaanden, meestal bij meer dieren tegelijk in een weide. Eén of meer uierkwartieren veretteren. Het zieke kwartier zwelt, voelt hard en warm aan en is zeer pijnlijk. Het uiervocht is dun en vloeibaar van een gele of grauwe kleur, meestal echter dik en bruinachtig. De oorzaak is de gewone etterbacterie. Niet altijd worden wrang en mastitis scherp van elkaar onderscheiden. [N 52, 6a; A 48A, 11a; monogr] || wrang van smaak I-11, III-2-3