29573 |
bodem |
bodem:
boi̯ǝm (Q163p Berg)
|
De uit planken bestaande bodem van de bak van de kar, wagen of kruiwagen. [N 17, 23 + 45; N 18, 99; N G, 53d; JG 1a; monogr.]
I-13
|
32982 |
boekweit |
boekweit:
bukǝt (Q163p Berg)
|
Fagopyrum esculentum Moench. Een graansoort die gemakkelijk groeit op weinig vruchtbare grond. Boekweit kent geen aren; de korrels hangen in trosjes aan vertakkingen van de stengel. Het zaad is licht en wordt zeer dun gezaaid, slechts 20 kg per hectare. De samenstelling boekweit, -letterlijk "beuke-tarwe" (boek is wisselvorm van beuk), vanwege de drievlakkige vrucht- is kennelijk al snel ondoorzichtig geworden, temeer omdat het element ''weit'' voor "tarwe" in het zuiden van het Nederlandse taalgebied tot de uiterste oostrand beperkt was (zie het lemma ''tarwe'' (1.2.8) met kaart 8). Er zijn dan ook talrijke contractie-vormen ontstaan; het WNT geeft: boekeit, boeket, boekent. In de XVe eeuw is het gewas vanuit Aziē naar Europa ingevoerd; de eerste attestatie in het Nederlandse taalgebied dateert van 1440. De zegsman van K 278 merkt op: "Boekweit en koolzaad werden gewoonlijk alleen op het veld gedorst omdat het geen vervoer verdragen kon." Volgorde van de varianten 1) twee volledige syllaben 2) tweede syllabe toonloos 3) n-epenthese in tweede syllabe. Zie afbeelding 1, f.' [JG 1a, 1b; L 1 a-m; L lijst graangewassen, 1; R 3, 26; S 4; Wi 18; monogr.]
I-4
|
24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
zwalmertje:
zwoͅlmərkəs (Q163p Berg),
zwalmmees:
zwoͅlme.zə (Q163p Berg),
zwarmeltje:
zwoͅməlkəs (Q163p Berg)
|
zwaluw (mv.) [RND]
III-4-1
|
17877 |
bont en blauw slaan |
groen en blauw houwen:
gRüün əm blā gəhaot (Q163p Berg),
gRüün əm blā gəhōwə (Q163p Berg)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
32550 |
boodschappenmand |
kalbas:
kalǝbas (Q163p Berg)
|
Hengselmand waarmee de boodschappen worden gedaan. [N 20, 50; N 40, 111; N 40, 113; N 40, add.; monogr.]
II-12
|
22552 |
boog |
boog:
bu.əch (Q163p Berg)
|
boog [RND]
III-3-2
|
33280 |
boon, algemeen |
boon:
bōn (Q163p Berg)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|
26141 |
borst |
borst:
bǫs (Q163p Berg)
|
Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2]
I-9
|
17765 |
borstkas |
borst:
boͅs (Q163p Berg)
|
een borst [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|