34207 |
mond- en klauwzeer |
mond- en klauwzeer:
mond- en klauwzeer (L247z Broekhuizenvorst)
|
Ziekte waarbij de mond en de klauwen van de varkens zijn aangetast; de dieren weigeren alle voedsel. Het is een besmettelijke ziekte. [N 76, 53; A 48a, 21; monogr.]
I-12
|
24355 |
mot |
mot:
mot (L247z Broekhuizenvorst)
|
mot [DC 24 (1953)]
III-4-2
|
20809 |
noot |
noot:
noot (L247z Broekhuizenvorst)
|
noot [DC 47 (1972)]
III-2-3
|
21282 |
onderwijzer |
meester:
meister (L247z Broekhuizenvorst),
onderwijzer:
onderwiezer (L247z Broekhuizenvorst)
|
onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
33291 |
onkruid, algemeen |
drek:
drɛk (L247z Broekhuizenvorst)
|
De verzamelnaam van in het wild groeiende planten, tussen de cultuurgewassen; ze belemmeren de cultuurgewassen in hun groei en de boer zal ze dan ook bestrijden. Naar aanleiding van de opgave nuttigheid in L 387 merkt de zegsman op: "Nut is hier ɛvuil, viesɛ"; waarschijnlijker dan deze volksetymologie is echter dat het voorvoegsel on- hier is uitgevallen. Puinen, puimen is eigenlijk de soortnaam van een afzonderlijke plant (zie het lemma Kweek) maar hier uitdrukkelijk opgegeven als de algemene benaming voor alle soorten onkruid. Hetzelfde geldt voor de opgaven reutsel (zie het lemma Perzikkruid). De varianten op -ds zoals vuiligheids vertonen pseudo-klankverschuiving. [N 11, 70a en 80a; N 11A, 172d; N 14, 123 en 124; N 17, 11; N P, 15b en 16b; JG 1a, 1b; A 17, 11; A 26, 9; A 28, 10; A 30, 2; A 39, 1b; A 43, 13; L 2, 18; S 26; Wi 6; monogr.]
I-5
|
24220 |
ooievaar |
ooievaar:
oeievaar (L247z Broekhuizenvorst)
|
ooievaar [DC 35 (1963)]
III-4-1
|
18030 |
oprispen |
keuken:
keuke (L247z Broekhuizenvorst)
|
Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)]
III-1-2
|
33763 |
oud, versleten paard |
oude knol:
aldǝ knǫl (L247z Broekhuizenvorst)
|
Zie ook het lemma ''benamingen voor het paard naar de leeftijd'' (2.4.1), sub F. [JG, 1b; A 45, 28a; L 5, 36; L 36, 82; N 8, 20, 62f en 62g; monogr.]
I-9
|
22869 |
paar of onpaar add. |
omp:
Oneven bij spelen van kinderen bijv. knikkeren: knikkers in een kuiltje laten vallen (stoekke), als n oomp aantal knikkers eruit rolde was men verloren.
oomp (L247z Broekhuizenvorst)
|
Soms schijnt het [omp] alleen nog in het kinderspel bewaard. De kinderen laten elkaar raden: on of even, paar of omp, paar of ompert, effen of ontjes, enz. Kent u een dergelijk woord op deze manier? Zo ja, hoe luidt het en hoe gebruiken de kinderen het? [DC 31 (1959)]
III-3-2
|
18170 |
pak, kostuum |
pak:
pak (L247z Broekhuizenvorst)
|
Je moet een nieuw pak kopen. [DC 41 (1966)]
III-1-3
|