e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q111p plaats=Klimmen

Overzicht

Gevonden: 7823

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterhaam achterhaam: axtǝrhām (Klimmen) Samenstel van riemen dat op het achterwerk van het paard wordt gelegd en dient om de kar achteruit te stoten. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 74; monogr.] I-10
achterhand van het paard (het) achterste: ęxǝštǝ (Klimmen), achterhand: axtǝrhant (Klimmen) Het achtergestel van een paard, in tegenstelling met de voorhand of het voorste deel (3.1.3), en het middendeel of de middenhand (3.3.5). [N 8, 13 en 32.9] I-9
achterhoofd achter op de kop: achter op genne kop (Klimmen), bolles: dr bölles (Klimmen), nek: der nak (Klimmen) achterhoofd [N 10 (1961)] III-1-1
achterijzer achterijzer: axtǝrīzǝr (Klimmen), achterste ijzer: exǝštǝ īzǝr (Klimmen) Hoefijzer voor de achterhoef van het paard. Het achterijzer heeft meestal een ovale vorm. Zie ook afb. 223b. [N 33, 353; N 33, 354b] II-11
achterklauw hak: hak (Klimmen) Achterste deel van de hoef. [N 3A, 119c] I-11
achterknie achterknie: axtǝrknei̯ (Klimmen), hak: hak (Klimmen) Uitstekend achterpootsgewricht van het paard. Een gedeelte van de termen duidt niet de uit- maar de insprong of knieholte aan. Zie afbeelding 2.40. [JG 1a, 1b, 2c; N 8, 32.1, 32.5, 32.9, 32.10, 32.11 en 32.12] I-9
achternaafband naafband: nāf˱bant (Klimmen), votband: vǫt˱bant (Klimmen) De ijzeren band om het achtereinde van de naaf, aan de kant van de wagen. De achternaafband is doorgaans smaller dan de muilband. Zie ook afb. 214. [N G, 43d; N 17, 60b; Vld.] II-11
achterpand achterkant: axtǝrkant (Klimmen), achterzijde: axtǝrzi (Klimmen) De langwerpige achterkant van het dak. [N F, 47b] II-9
achterploeg achterploeg: axtǝr[ploeg] (Klimmen) Het achterste deel van een rad- of karploeg, dat de ploegboom, het ploeglichaam en de staart omvat. [N 11, 31.II.1; N 11A, 100b] I-1
achterschijf achterschijf: axtǝršīf (Klimmen), schenkel: šeŋkǝl (Klimmen), slagschijf: šlāxšīf (Klimmen) Ronde, met het wiel meedraaiende schijf tussen de naaf en de stootring van het asblok. De achterschijf verhindert dat er tijdens het rijden vet of smeer verloren gaat en vuil de naafbus kan binnendringen. Woordtypen met als tweede lid het woord -ring komen ook voor in het lemma ɛstootringɛ (WLD I.13).' [N G, 50a; N 17, 56; JG 1b, add.] II-11