e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q101p plaats=Valkenburg

Overzicht

Gevonden: 5178
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afrastering van wei afrastering: āfrastǝreŋ (Valkenburg) Kunstmatige omheining, doorgaans een afrastering van met draad verbonden palen. [N 14, 62; S 11; Gwn 16, 11; A 25, 8; N 11, 8 add.; monogr.] I-8
afromen aflaten: āflǭtǝ (Valkenburg) De room van de melk scheppen. Men kon de room van de melk scheiden door met een houten latje de room tegen te houden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden roomschotel wegvloeide. Een andere methode was de melk overgieten of aflaten in een andere kruik of emmer, terwijl men de aan de oppervlakte gevormde room tegenhield door blazen. Een modernere manier van scheiden van room en melk gebeurde met de melkmachine of centrifuge. [A 23, 3; Lu 1, 3; JG 1a, 1b, 1d; Vld.; monogr.] I-11
afschuimen afschuimen: āfšȳmǝ (Valkenburg) De gist afscheppen met behulp van een schuimlepel. [N 35, 69; N 35, 71] II-2
afsnijden met de sikkel zichten: zextǝ (Valkenburg) [L B2, 281; Lu 1, 16.2; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
afsteker afsteker: āfštēkǝr (Valkenburg) Bij het bergen van de oogst in de schuur zijn altijd twee, soms ook drie personen betrokken. De afsteker (dit lemma) werpt de schoven van de oogstkar naar beneden; de tasser (lemma ''tasser in de schuur'', 5.1.13) tast de schoven op in het schuurvak. Als de afstand tussen de afsteker en de tasser te groot is geworden wanneer men al hoog is gevorderd op de tas, worden de schoven door een derde persoon (lemma ''bijgooier'', 5.1.14) doorgegeven. Dit lemma bevat de benamingen voor degene die de schoven van de kar af aanreikt aan degene die stapelt, of eventueel aan de tussenpersoon. Normaal gesproken is dit een neergaande beweging (af-). Sommige opgaven bevatten het voorvoegsel op-; hierbij moet wel gedacht worden aan een hoger dan de wagen gelegen graanstapel. [N 15, 47; monogr.] I-4
aftrekken aftrekken: āftrękǝ (Valkenburg) De vloeistof van de niet-oplosbare delen laten weglopen of wegpompen. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''klaren''. [N 35, 39] II-2
aftrekken, uitwinnen afrollen: āfrǫlǝ (Valkenburg), uitdraaien: ut˱drēi̯ǝ (Valkenburg) Na het inkappen rolt de maaier met de mathaak de halmen samen en haalt ze naar zich toe. Het is de "tweede fase" van de zichtbehandeling. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en bij het lemma ''afleggen'' (4.4.3) bij het maaien met de zeis. [N 15, 16g; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 23, 16.2; L 48, 34.2; Lu 2, 34.2; monogr.; add. uit N 15, 16i] I-4
aftroggelen afluchsen (<du.): vgl. Du. abluchsen  aafloekse (Valkenburg), aftroggelen: aaftroachele (Valkenburg) troggelen (af~) [SGV (1914)] III-3-1
aftuigen afdoen: āf˱dōn (Valkenburg), aftuigen: āftȳgǝ (Valkenburg) Het paard van het trektuig ontdoen door de verschillende delen van het paardetuig los te gespen en af te nemen. [JG 1b; N 8, 97b] I-10
afvallen van bladeren afvallen: aafvalle (Valkenburg), rijzen: (hgd. rieseln)  rieze (Valkenburg) afvallen v bladeren || afvallen van bladeren [DC 48 (1973)] III-4-3