34298 |
varken (bijzondere namen) |
kuus:
kyš (L381p Echt)
|
In de Nijmeegse vragenlijst 19 vraag 2 werd gevraagd: "Kent uw dialect bijzondere namen voor varken?" In het lemma ''varken'' (1.1.1) zijn de algemene benamingen voor het varken ondergebracht; in dit lemma de bijzondere. Er is overlapping in de naamgeving. [N 19, 2; monogr.; Vld]
I-12
|
34328 |
varken met een doorgezakte rug |
zaalrug:
zālrøk (L381p Echt)
|
[N 76, 19]
I-12
|
34301 |
varken met hangende oren |
landvarken:
lantvɛrǝkǝ (L381p Echt)
|
Varken van het ras dat hangende oren heeft. [N 76, 1a]
I-12
|
34302 |
varken met staande oren |
yorks:
jǫrǝks (L381p Echt)
|
Varken van het ras dat staande oren heeft. [N 76, 1b]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
scheut:
šø̄t (L381p Echt)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34317 |
varken van drie tot vijf maanden |
mestvarken:
mɛstvɛrǝkǝ (L381p Echt),
mɛsvɛrǝkǝ (L381p Echt)
|
Een halfvet varken van 50 tot 80 kg. Volgens het WNT (III, 1 p. 1460) is een broeiling een "speenvarken", eigenlijk een "varken geschikt om te broeien". Het gaat hier dus om een varken dat zo goed als slachtklaar is. [N 76, 3d; JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 19, 8; L 37, 49f; N 19, 4a; A 4, 4b; monogr.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34362 |
varkens fokken |
kweken:
kwēkǝ (L381p Echt)
|
Zich toeleggen op de teelt van varkens. [N 76, 37b; monogr.]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
vetmaken:
vetmākǝ (L381p Echt)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
34322 |
varkensblaas |
varkensblaas:
vɛrkǝsblǭs (L381p Echt)
|
In dit lemma zijn alleen monografische gegevens verwerkt. Zie ook het lemma ''blaas van een geslacht varken'' in wld II.1 (huisslachter, bakker), blz. 41. [huisslachter, bakker]
I-12
|
34360 |
varkenshouder |
varkenshouder:
vɛrkǝshǫu̯tǝr (L381p Echt)
|
Persoon die beroepsmatig varkens houdt. [N 76, 37a; N 76, 37b]
I-12
|