e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q175p plaats=Riemst

Overzicht

Gevonden: 1310
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zeven met de handzeef schoffelen: šu.fǝlǝ (Riemst), zeven: zēvǝ (Riemst) Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.] I-4
zich bemoeien met bemoeien: bemoeie (Riemst) ik kan me daarmee niet bemoeien [ZND 21 (1936)] III-3-1
zich haasten haaien: [Informatie van red., rk]  hájə (Riemst), zich spoeden: zich spoeje (Riemst) Zich haasten (zich haasten, zich spoeden, spujen) [N 108 (2001)] || zich haasten: we moeten ons haasten [DC 27 (1955)] III-1-2
zich over de rug wentelen (zich) wentelen: wē.nsǝlǝ (Riemst) Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69] I-9
zich verkleden iets anders aandoen: zech iets aanes aondoen (Riemst) Zich verkleden [verkleden, omkleden, omtrekken, iets anders aandoen] [N 114 (2002)] III-1-3
zich warm aankleden warm aandoen: zech waerm aondoen (Riemst) Zich warm aankleden [(in)duffelen, inpakken, warm aandoen] [N 114 (2002)] III-1-3
zicht zicht: zix (Riemst) Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51] I-4
ziekenhuis hospitaal: hospetoal (Riemst), kliniek: klenik (Riemst), ziekenhuis: zükehoos (Riemst) Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 107 (2001)] III-1-2
ziekte ziekte: dej ziekte es besméttelek (Riemst) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2
zien, kijken zien: zien (Riemst) kijken [ZND 25 (1937)] III-1-1