e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q175p plaats=Riemst

Overzicht

Gevonden: 1310
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winterwortelen wortelen: wǫtǝlǝ (Riemst) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wip wip: /  wip (Riemst) wip [SND (2006)] III-3-2
wisselen van de tanden wisselen: wisǝlǝ (Riemst) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wit halsboordje bandje: één bénsche (Riemst), col (fr.): kol (Riemst) wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3
wit van het ei wit: wit (Riemst) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte kool wit moes: wIt mus (Riemst), wit mūs (Riemst) [Goossens 1b (1960)]witte kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart kwikstaartje: kwikstatje (Riemst), kwikstetsje (Riemst) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-1
wolfsgebit, gebroken gebit stang: staŋ (Riemst) Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43] I-10
wonde wonde: won (Riemst) een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] III-1-2
worst maken worst(en) maken: vjø̜š mǭkǝ (Riemst) De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.] II-1