e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
alpinomuts alpenmuts: alpəmets (Genk) alpino(muts) [patsj] [N 25 (1964)] III-1-3
altaar altaar (<lat.): aop dən altor (Genk) Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)] III-3-3
ambtenaar bediende: bediende (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Eisden]), pennelekker: pɛnǝlɛkǝr (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Emma]) Het algemene woord voor de ambtenaar op de mijn. Een woordtype als "pennelekker" is echter spottend bedoeld. Een schrijver zit op kantoor. [N 95, 140; monogr.] II-5
ambtenaar van het staatstoezicht inspecteur van de staat: inspecteur van de staat (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale]) Controlerend technisch ambtenaar van het Staatstoezicht. Volgens de informant uit Q 113 kon de "Einfahrer" altijd en onaangekondigd komen. De hoofdopzichter werd in een dergelijk geval door de portier per telefoon gewaarschuwd en die waarschuwde de afdeling. [N 95, 166] II-5
andere oude klaversoorten stoppelklee: stopǝl[klee] (Genk) In dit lemma staan de niet in de andere lemmaɛs met behandelde klaversoorten bijeen. Vergelijk de behandeling van het materiaal voor vraag N 14, 82, "oude grassoorten" in aflevering I.3. Enkele soorten kunnen worden geïdentificerd; hopklaver is de Medicago lupulina L.; rolklaver (en rolklee) is de Lotus corniculatus L.; bastaardklee is de Trifolium hybridum L.; honingklee is de Melilotus Miller; luzerne of luzerneklee is de Medicago sativa L. Bij ɛstoppelkleeɛ (L 330): "tegelijk met het graan gezaaide klaver die na het maaien van het graan tussen de stoppels opschiet". Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.; add. uit A 60A, 14] I-5
andijvie andijvie: andivi (Genk, ... ), andīvi (Genk) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)] I-7
angel angel: a.ŋǝl (Genk), angel (Genk), aŋǝl (Genk) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6
angel van bij of wesp ang: dang (Genk), angel: angel (Genk) angel [Willems (1885)] || angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)] III-4-2
angst schrik: moes genne sjrik hemme (Genk) (Niet bang zijn), duw maar. [ZND 23 (1937)] III-1-4
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) genoffel: kernòffel (Genk), Anjer  kernòffel (Genk) anjer || tuinanjer III-2-1