e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q003p plaats=Genk

Overzicht

Gevonden: 4982
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
asfaltpapier pappendek: papǝndek (Genk), tarpapier: tārpapīr (Genk), tārpǝpīr (Genk) Poreus bordpapier, gedrenkt in asfalt of zware teeroliën. Asfaltpapier wordt gebruikt als isolatiemateriaal tegen vocht maar ook als dakbedekking. 'Lodorite' is een asfaltbitumen juteweefsel dat als afdichtingsmateriaal in stroken wordt verwerkt. [N 31, 36b; N 64, 155b; monogr.] II-9
aslade asselade: asəlōͅi̯ (Genk) aslade III-2-1
asstroppen houvasten: hāxfastǝ (Genk) De metalen beugels die dienen om de metalen karas in het houten asblok vast te houden. Zie ook afb. 195. Er bestaan verschillende uitvoeringen van de asstroppen. Meestal is het een soort beugel met aan beide einden schroefdraad waarop met twee moeren een sluitstuk wordt vastgezet. Soms bestaan de asstroppen echter ook uit twee ijzeren plaatjes, één boven en één onder het asblok, die worden verbonden door twee bouten waarop twee moeren worden gedraaid (Goossens, pag. 18). [N G, 48b; JG, 1a] II-12
aster (aster sinensis) zonnetjes: zonneke (Genk) aster III-2-1
aswoensdag asgoensdag: asgoensdig (Genk), aswoensdag: aswoensdeg (Genk) Aswoensdag. [ZND 19A (1936)] III-3-3
aszeef assenzeef: assenzeef  assəzef (Genk) zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
aureool, lichtkrans aureool rond de vlam: aureool rond de vlam (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zolder]) Een lichtblauw gekleurde lichtkegel om de vlam van de veiligheidslamp, zichtbaar bij de aanwezigheid van mijngas. De lengte van de lichtkegel is een maat voor het percentage aanwezig mijngas. Is het mijngasgehalte ±4,5%, dan wordt de lichtkegel zo lang, dat ze de bovenkant van de gaaskap van de veiligheidslamp raakt. Hangt de lamp enige tijd in een dergelijk mengsel, dan kan de gaaskap gaan gloeien. Een gloeiende gaaskap levert steeds een groot gevaar op, aangezien daardoor het mijngas buiten de lamp ontstoken kan worden (Handb. H. pag. 10). [N 95, 234; monogr.] II-5
autoped trottinette (fr.): trottenet (Genk), /  trontienèt/ (Genk), trontinet (Genk, ... ), trotinet (Genk), trotinetten (Genk), in mijn jeugd bestond dat geheel uit hout ook de wielen en zonder rem,bel,zadel en slijkborden.  trottinet (Genk) / [SND (2006)] || autopet [SND (2006)] || frans [SND (2006)] || het speeltuig bestaande uit een plankje op twee kleine wielen met een stuurstang waarop men door afzetten met de voet rijdt [autoped, glijer, step, aveseerplankje] [N 112 (2006)] || step [SND (2006)] III-3-2
avegaar ever: ē̜vǝr (Genk), ęvǝr (Genk) Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.] II-12
averechts, achterstevoren andersom: ānĕrsĭm (Genk) averechts [ZND 05 (1924)] III-4-4