e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L427p plaats=Obbicht

Overzicht

Gevonden: 2561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beweeglijk rondlopen rondrennen: rontjrenne (Obbicht) lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)] III-1-2
bewerken van het deeg op de werktafel plathouwen: plathǫwǝ (Obbicht) De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.] II-1
bewolking bewolking: bewouking (Obbicht), zwerk: zwerk (met onweer) (Obbicht) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4
bezem bessem: bɛsǝm (Obbicht), bezem: bɛsəm (Obbicht) bezem [SGV (1914)] || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b] I-4, III-2-1
bezoek bezoek: bezeuk (Obbicht) bezoek [SGV (1914)] III-3-1
bezorgen bezorgen: bezorgen (Obbicht) Brood thuis bezorgen. Het woordtype "kremeren" duidt op het feit dat het brood niet door de rondbrenger gebakken is maar dat het door een grote bakkerij of broodfabriek geleverd wordt. Een eventueel opgegeven object "brood" wordt niet gedocumenteerd. [N 29, 99a, N 29, 99b; N 29, 100 add.; monogr] II-1
bibberen rijderen: riejere (Obbicht), rijere (Obbicht) beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)] || bibberen, bibberen [SGV (1914)] III-1-2
bidden beden: Opm. de ee klinkt ongeveer als ê.  beeje (Obbicht), zich beden: zich baeje (Obbicht) bidden [SGV (1914)] || Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)] III-3-3
biechten (gaan) biechten (gaan): beegte (Obbicht) biechten [SGV (1914)] III-3-3
biechtstoel biechtstoel: bichstool (Obbicht) De biechtstoel, het meestal houten optrekje waarin de priester biechthoort [biech(t)sjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3