19719 |
zolder |
zolder:
zøldər (Q117b Rimburg)
|
zolder [SGV (1914)]
III-2-1
|
26149 |
zomen |
zomen:
zø̄mǝ (Q117b Rimburg)
|
Van zomen voorzien. Zie ook het lemma ɛzoomɛ.' [N 59, 65; N 62, 14b; L 8, 127; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
23339 |
zonde |
zonde:
zung (Q117b Rimburg)
|
zonde [SGV (1914)]
III-3-3
|
23340 |
zonden |
zonden:
zung (Q117b Rimburg)
|
zonden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-3
|
28991 |
zoom |
zoom:
zōm (Q117b Rimburg)
|
De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.]
II-7
|
20189 |
zoon |
zoon:
zoon (Q117b Rimburg),
zôn (Q117b Rimburg)
|
zoon [SGV (1914)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20826 |
zout |
zout:
zōt (Q117b Rimburg)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19222 |
zuchten |
zuchten:
zuchte (Q117b Rimburg)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
zuigen:
zoege (Q117b Rimburg)
|
zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20518 |
zure haring |
haring:
hèrring (Q117b Rimburg)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|