18032 |
zure oprisping |
zuurbranden, het -:
zoer brenne (Q117b Rimburg),
zoerbrenne (Q117b Rimburg)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20336 |
zuster |
schwester (du.):
cf. VD D-N s.v. "Schwester
schwester (Q117b Rimburg)
|
zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
18033 |
zuur oprispen |
branden, zuur -:
zoer brenne (Q117b Rimburg)
|
oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20679 |
zuurkool |
ingemaakt kappes:
iggemak kappes (Q117b Rimburg)
|
zuurkool [SGV (1914)]
III-2-3
|
24284 |
zwaan, algemeen |
wilde zwaan:
wil zwaan (Q117b Rimburg)
|
wilde zwaan (152 geen knobbel op de snavel; gele snavel; rechte nek [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21407 |
zwaard |
zwaard:
sjwert (Q117b Rimburg)
|
zwaard (wapen) [SGV (1914)]
III-3-1
|
20355 |
zwager |
zwager:
sjwoager (Q117b Rimburg),
zwöoger (Q117b Rimburg)
|
schoonbroeder [SGV (1914)] || zwager (schoonbroeder Bestaan er verschillende woorden voor den broeder van den man of de vrouw, en den man van de zuster? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17745 |
zwak, slap |
zwak:
žwak (Q117b Rimburg)
|
zwak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
kroa (Q117b Rimburg, ...
Q117b Rimburg),
kraas:
mv.
kroas (Q117b Rimburg)
|
kraai [SGV (1914)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24287 |
zwarte mees |
zwart meesje:
zwat meeske (Q117b Rimburg),
zwatmeeske (Q117b Rimburg)
|
zwarte mees || zwarte mees (11 net een kleine koolmees [052], maar zonder gele kleur en zwarte buikstreep, wel met een witte nekplek; alleen in mast- en sparrenbossen; nest vaak in bodemgaatje; roep snel [tjietjai, tjietjai] [N 09 (1961)]
III-4-1
|