34655 |
bok van het rijtuig |
zit:
zets (Q121a Chevremont)
|
Zitplaats voor de koetsier of de voerman. Alleen bij het rijtuig vormt de bok een vast onderdeel. Bij de kar en de wagen wordt soms een plank tussen de berries gelegd die als geïmproviseerde zitplaats dient. Uit vragenlijst N 101, waar gevraagd werd naar de zitplaats van de voerman van een rijtuig, kwamen vrijwel uitsluitend opgaven van het type bok. [N 17, 38a-b + 40 + add; N G, 58d; N 101, 18a; monogr.]
I-13
|
20517 |
bokking |
bokkem:
buk’kem (Q121a Chèvremont),
kermis-bokkem:
kir’mensbukkem (Q121a Chèvremont),
kuitenbokkem:
ku’tebukkem (Q121a Chèvremont)
|
bokking || bokking met kuit || gerookte bokking
III-2-3
|
34656 |
bokkussen |
zitkussen:
zetskøsǝ (Q121a Chevremont)
|
Verplaatsbaar kussen voor de koetsier op de bok van dienst- en sportrijtuigen. Het kussen, dat wat hoger is dan de rest van de bok, gaat van voor naar achter schuin omhoog. Wanneer de koetsier kracht moet bijzetten, zet hij zich af op het voorschild, waartegen zijn voeten staan, en drukt zich in de uitschulping van het kussen. De bokkussens voor dames zijn over het algemeen zachter dan die voor heren. [N 101, 18b]
I-13
|
24705 |
bolderik |
krukkenbloem:
kruk’keblom (Q121a Chèvremont)
|
bolderik
III-4-3
|
18410 |
bolhoed: algemeen |
bolhoed:
bólhód (Q121a Chèvremont)
|
bolhoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
21009 |
bolster van een noot |
nootschaal:
noos’-sjaal (Q121a Chèvremont)
|
notedop
III-2-3
|
32326 |
bom, spon |
spond:
špoŋk (Q121a Chevremont)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
32322 |
bomgat, spongat |
spondlok:
špoŋklǭx (Q121a Chevremont
[(meervoud: špoŋklø̜xǝr)]
)
|
De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.]
II-12
|
20661 |
bonenkruid |
bonenkruid:
boeë’nekroed (Q121a Chèvremont)
|
bonekruid
I-7
|
18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
pels (Q121a Chèvremont),
poezel:
poezel (Q121a Chèvremont)
|
bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|