18536 |
bef |
befje:
befje (Q121a Chèvremont)
|
bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18997 |
begerig |
begehrlich (du.):
bejier’lieg (Q121a Chèvremont),
gierig:
jie’rieg (Q121a Chèvremont)
|
begerig
III-1-4
|
27614 |
begin van de dienst |
aanvangschicht:
āvaŋšix (Q121a Chevremont
[(Julia)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Uit de antwoorden blijkt dat men de woordtypen als "beginschicht" en "begin van de schicht" als synoniemen moet beschouwen. [N 95, 119; monogr.]
II-5
|
20430 |
begrafenis |
begrbnis (du.):
bejrebnis (Q121a Chèvremont)
|
begrafenis
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
bejrave (Q121a Chèvremont)
|
begraven
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begreifen (du.):
bejrie’fe (Q121a Chèvremont),
kapieren (du.):
kape’re (Q121a Chèvremont),
verstaan:
verstoa’ (Q121a Chèvremont)
|
begrijpen || begrijpen, verstaan
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begriff (du.):
bejrif’ (Q121a Chèvremont),
inzicht:
i’zich (Q121a Chèvremont),
verstndnis (du.):
versjtend’nis (Q121a Chèvremont)
|
begrip || inzicht, begrip
III-1-4
|
30757 |
behangen |
tapisseren:
tapǝtsērǝ (Q121a Chevremont)
|
Zie kaart. De techniek van het opplakken van behangselpapier met alle bijkomende werkzaamheden zoals het aanbrengen van behangjute. [N 67, 92a; monogr.]
II-9
|
30758 |
behangsel |
tapijt:
tapiǝt (Q121a Chevremont)
|
Wandbedekking, vroeger vervaardigd van weefsels en leer, tegenwoordig meestal van papier. Een patroon op behangpapier werd in L 423 'dessin' ('dǝsęŋ') genoemd. [N 67, 92b; monogr.]
II-9
|
30771 |
behangtafel |
tapezierbred:
tapǝtsērbrɛt (Q121a Chevremont)
|
De tafel waarop het behangselpapier met behulp van de papborstel met plaksel wordt ingestreken. In Q 117a bestond de behangtafel uit twee bladen van 60x100 cm elk rustend op twee bokkepoten. In L 265 kon men de verschillende delen van de behangtafel dankzij scharniertjes dichtklappen. Uitgevouwen was de tafel 3 m lang. In Q 111 was de tafel samengesteld uit twee met behulp van een pianoscharnier aan elkaar bevestigde delen die uitklapbaar waren. De uitgeklapte tafel kon staan op de mee uitgeklapte staanders die op spanning kwamen door ze zover uit te trekken tot het ertussen zittende touw strak stond. [N 67, 97b; monogr.]
II-9
|