e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L294p plaats=Neer

Overzicht

Gevonden: 3561
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
begrip, besef begrip: good van begrip (Neer), benul: benul van (Neer) een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] III-1-4
beiaard klokkenspel: klokkesjpeel (Neer) Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)] III-3-2
beitel beitel: bęjtǝl (Neer) De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.] II-12
beitelsnede waat: wāt (Neer) Het snijdend gedeelte van de beitelvouw. [N 53, 34b-c; N G, 28] II-12
bek bakkes: ideosyncr.  (bakkes) (Neer), muil: ideosyncr.  de moel (Neer) Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)] III-4-2
bekakte praat kak: (zie bij vraag 139).  kak (Neer) taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)] III-3-1
bekakte praat /bekakt praten kak: (zie bij vraag 139).  kak (Neer) taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)] III-1-4
bekennen bekennen: bekënne (Neer) uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)] III-1-4
bekostigen? bekostigen: wèèm mot det beköstige (Neer), wèèm zal det beköstige (Neer), betalen: det is neet te betale (Neer) Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)] III-3-1
bekvechten afstrijden: aafstrieje (Neer), zich prijten: zich priete (Neer) ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)] III-3-1