e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112a plaats=Heerlerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wig kijl: kīl (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]) Taps toelopend houten blok dat wordt gebruikt om bijvoorbeeld ijzeren ondersteuningen of schudgootmotoren vast te zetten. Het woordtype "bouwkijl" werd op de Domaniale mijn gebruikt voor een wig in galerij-ondersteuningen. [N 95, 346; N 95, 347; N 95, 332; monogr.; Vwo 209; Vwo 724] II-5
wijde regenmantel zonder mouwen cape (eng.): keep (Heerlerheide) regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)] III-1-3
wijsvinger wijsvinger: wiesfinger (Heerlerheide), wiesvinger (Heerlerheide), wīēsvinger (Heerlerheide) wijsvinger [N 10 (1961)] III-1-1
wilde hoofdharen luis: hee hat ene loesj  ene loesj (Heerlerheide) hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)] III-1-1
wilde koe wilde koe: wel [koe] (Heerlerheide) Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.] I-11
wilg (alg.) wijdenboom: eine wiejeboum (Heerlerheide) wilg [N 38 (1971)] III-4-3
windzuiger windhapper: wentjhapǝr (Heerlerheide), windschepper: wentšøpǝr (Heerlerheide) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9
winning afbouw: āfbǫw (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]) De werken die rechtstreeks betrekking hebben op het winnen van de kolen, dit in tegenstelling tot de voorbereidende en ontsluitende werken. [N 95, 201; N 95, 172; Vwo 19; Vwo 25; Vwo 32; Vwo 316; Vwo 563; Vwo 864] II-5
winterkleren winterkleren: winterkleijer (Heerlerheide), wintjerkleier (Heerlerheide) winterkleren [N 23 (1964)] III-1-3
wisselen van de tanden breken: brēǝkǝ (Heerlerheide) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9