e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112a plaats=Heerlerheide

Overzicht

Gevonden: 2155
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zool zool: zǭl (Heerlerheide) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] I-9
zool van een schoen zool: zaol (Heerlerheide), zoul (Heerlerheide) zool van een schoen [N 24 (1964)] III-1-3
zoolleer zoolleer: zoolleer (Heerlerheide) Dik, stevig leer voor zolen van schoenen. Volgens de informant van L 163a gaat het hier om kuipgelooid leer, d.w.z. leer dat lange tijd met gemalen eikeschors, de run, in een kuip heeft gelegen. Croupon is het deel van de huid, de rug, dat het sterkste en dikste leer levert en dat zeer geschikt is als zoolleer. [N 60, 2a; N 60, 247] II-10
zoom in de huif schuif: šȳf (Heerlerheide) Open zoom in de huif, waardoor een koord loopt waarmee men de huif kan vastsjorren. [N 17, 75] I-13
zuchten kuimen: kūūme (Heerlerheide), zuchten: zuchte (Heerlerheide, ... ) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuigen: suuke (Heerlerheide), zuiken: zoeke (Heerlerheide), zōēkə (Heerlerheide) zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zuigkanaal schachtkanaal: šaxkanāl (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Domaniale]) Verbinding van de hoofdventilator met de uittrekkende schacht. Doordat de hoofdventilator de verbruikte lucht uit de mijn zuigt, ontstaat er een onderdruk in de mijn waardoor de verse lucht door de intrekkende schacht blijft toestromen. [N 95, 209] II-5
zuiveren slijmen: slijmen (Heerlerheide) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zure oprisping zuur: t zoer (Heerlerheide), t zoer hubbe (Heerlerheide), zuurbranden, het -: zoerbrenne (Heerlerheide), ət zoerbrennə (Heerlerheide) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2
zuur oprispen het zuur hebben: t zoer hubbe (Heerlerheide), opzuren: opzoeve (Heerlerheide) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2