24346 |
wandluis |
wandluis:
wandlø͂ͅs (K318p Beverlo),
wanlûîs (K318p Beverlo),
fon. var. van "wandluis"niet overgenomen
wanluis (K318p Beverlo)
|
wandluis [ZND 34 (1940)] || wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17755 |
wang |
wang:
wangen (K318p Beverlo),
waŋə (K318p Beverlo)
|
hoe heet het zijvlak van het aangezicht ? Vertaal: zij heeft rode ... [ZND 36 (1941)]
III-1-1
|
18268 |
want |
pijtje:
pijkes (K318p Beverlo),
want:
want zondər vingərs (K318p Beverlo),
wanten (K318p Beverlo)
|
want, handschoen waarvan de vier vingers samen zitten [ZND 35 (1941)] || wanten (handschoenen zonder vingers) || wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25204 |
warm weerx |
warm (weer):
wɛrm (K318p Beverlo)
|
warm (weer) [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
19714 |
wasbord |
wasplank:
wasplaŋk (K318p Beverlo)
|
wasbord [N 02 (1960)]
III-2-1
|
19658 |
wasgoed |
blauwe was:
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
blaave was (K318p Beverlo),
het blauwt:
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
(het) blaat (K318p Beverlo)
|
het bontgoed
III-2-1
|
19669 |
wasknijper |
speld:
speͅlən (K318p Beverlo),
spietje:
spīkəs (K318p Beverlo),
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
spieke (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo)
|
klemmende houtjes om de wasch op de drooglijn vast te maken [ZND 36 (1941)] || knijper, wasspeld || wasspeld
III-2-1
|
19715 |
waslijn |
droogdraad:
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
druugdrood (K318p Beverlo),
wasdraad:
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
wasdrood (K318p Beverlo)
|
drooglijn
III-2-1
|
19520 |
wastobbe, wasteil |
teil:
tɛ̄əl (K318p Beverlo)
|
teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19645 |
wasvrouw |
wasvrouwmens:
wasvraməs (K318p Beverlo)
|
wasvrouw [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|