e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wipneus wipneus: wepneus (Beverlo) neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)] III-1-1
wisselvallig weer t weer staat te luimen]: het weer weet niet wat doen. (Beverlo) niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] III-4-4
wit halsboordje stijve col (fr.): nə stèvə kol (Beverlo), wit bandje: e wit bente (Beverlo) wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3
witte kaas, wrongel platte kaas: Syst. Frings  platə kēs (Beverlo) Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] III-2-3
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen moedertjesmuts: Oude-moederkesmuts: dit was de algemene benaming voor mutsen, gedragen door oudere vrouwen. Voor alle vrouwenmutsen vaan de bijgevoegde afbeeldingen zou men dus de benaming "oude-moederkesmuts"kunnen gebruiken.  ā mudərkəsmøͅts (Beverlo), witte muts: witte muts (Beverlo) muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] III-1-3
witte kanten muts zonder sierkrans trekmuts: treͅkmøͅts (Beverlo) muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)] III-1-3
witte kool witte kolen: witə kjøͅlə (Beverlo), witte kool: wetə kjoͅl (Beverlo), witte kjol (Beverlo), witte kuul (Beverlo), witə kyəl (Beverlo) [Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart akkermannetje: akkermènneke (Beverlo), kwikstaart: kwikstet (Beverlo), kwikstèt (Beverlo, ... ) kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)] III-4-1
witte muts met een strik onder de kin kornet (<fr.): Kernet.  kjərneͅt (Beverlo) mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)] III-1-3
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje koof: Koof.  kuəf} ? (Beverlo) muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)] III-1-3