17612 |
wipneus |
wipneus:
wepneus (K318p Beverlo)
|
neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25174 |
wisselvallig weer |
t weer staat te luimen]:
het weer weet niet wat doen. (K318p Beverlo)
|
niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18290 |
wit halsboordje |
stijve col (fr.):
nə stèvə kol (K318p Beverlo),
wit bandje:
e wit bente (K318p Beverlo)
|
wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
platte kaas:
Syst. Frings
platə kēs (K318p Beverlo)
|
Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
moedertjesmuts:
Oude-moederkesmuts: dit was de algemene benaming voor mutsen, gedragen door oudere vrouwen. Voor alle vrouwenmutsen vaan de bijgevoegde afbeeldingen zou men dus de benaming "oude-moederkesmuts"kunnen gebruiken.
ā mudərkəsmøͅts (K318p Beverlo),
witte muts:
witte muts (K318p Beverlo)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18616 |
witte kanten muts zonder sierkrans |
trekmuts:
treͅkmøͅts (K318p Beverlo)
|
muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20654 |
witte kool |
witte kolen:
witə kjøͅlə (K318p Beverlo),
witte kool:
wetə kjoͅl (K318p Beverlo),
witte kjol (K318p Beverlo),
witte kuul (K318p Beverlo),
witə kyəl (K318p Beverlo)
|
[Goossens 1b (1960)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akkermènneke (K318p Beverlo),
kwikstaart:
kwikstet (K318p Beverlo),
kwikstèt (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-1
|
18633 |
witte muts met een strik onder de kin |
kornet (<fr.):
Kernet.
kjərneͅt (K318p Beverlo)
|
mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18618 |
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje |
koof:
Koof.
kuəf} ? (K318p Beverlo)
|
muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|