e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weefsel, stof stof: ən grēͅzə stof (Beverlo) een grijze stof [ZND B1 (1940sq)] III-1-3
weegschaal waag: ən wōx (Beverlo) weegschaal [ZND B2 (1940sq)] III-3-1
weer genezen op zijn effen: oep z`n effe (Beverlo), op zijn stukken: up zən stykə (Beverlo) hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)] III-1-2
weer naar het jaargetijde bamisweer: bannisweer.  bōͅməswēr (Beverlo), herfstweer  Boamesweer (Beverlo), herfstweer: herfstweer  hèrëstweer (Beverlo), schraal weer: schraal weer: te droog, warm weer.  sxrōͅlwēr (Beverlo), zomers: t is zomers = warm zomerweer.  et es sómərs (Beverlo) herfstweer || weer in bepaalde jaargetijden (bijv. [kranenzomer] (zachte nazomer), [bamisweer] (herfstweer) e.d. inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
weerborstel kaal plek: kaol plek (Beverlo), weerwas: weerwas (Beverlo, ... ) valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)] || weerborstel III-1-1
weerlichten de lucht werkt: de loegt werkt (Beverlo), het is onweerachtig: ⁄t is onweer-echtig (Beverlo), weerlichten: wêërlichte (Beverlo) bliksemen, weerlichten || weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: weirlicht (Beverlo), weerlicht.  wērlext (Beverlo) weerlicht waarvan men de eigenlijke straal niet ziet, oplichtend aan de horizon [zeebrand] [N 22 (1963)] || weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weersgesteldheid weer: wēr (Beverlo) weer (znw) [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
wees wees: wie"s (Beverlo) wees III-2-2
weg weg: nə w(tm)x (Beverlo), nə wēg, twijə wēͅgə (Beverlo), wɛx (Beverlo) een weg [ZND A1 (1940sq)] || een weg, twee wegen [ZND A2 (1940sq)] || weg [RND] III-3-1