e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L209p plaats=Merselo

Overzicht

Gevonden: 3435
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bijkeuken, achterkeuken achterkeuken: echterkeuke (Merselo), goot: goot (Merselo, ... ), stort: stort (Merselo, ... ) achterkeuken || bijkeuken || soort achterkeuken III-2-1
bijknippen v bloemen bijtoppen: beejtöppe (Merselo) bijknippen v bloemen III-2-1
bikbijltje bikhamer: bekhāmǝr (Merselo) Tweesnijdend bijltje met kort handvat om oude stenen schoon te kappen. Zie ook afb. 9. Het verwijderen van oude specieresten van metselstenen werd in Q 116 'afbikken' ('āf˱bekǝ') genoemd. [N 30, 15c] II-9
bil bats: bats (Merselo, ... ), bil: bil (Merselo, ... ) Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)] III-1-1
binnenplaats plaats: Zet die toffel már òp ur pláts òp de pláts As de slechter òp de pláts stöt, is \'t te laat um \'t vaerke te maeste: wanneer het voorval te gebeuren staat, is het te laat om (nog) maatregelen te nemen  pláts (Merselo) binnenplaats III-2-1
binnenstebuiten krang: krang (Merselo) krang (t binnenst buiten) [SGV (1914)] III-1-3
bit gebit: gǝbet (Merselo) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bitringen leidselringen: lęi̯tsǝlreŋǝ (Merselo) De beide ringen aan het einde van de bitstang. [N 13, 44] I-10
bitstang gebit: gǝbet (Merselo) De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42] I-10
blaasbalg van het orgel windzak: wiendzak (Merselo) De blaasbalg van het orgel. [N 96B (1989)] III-3-3