e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

Gevonden: 4929
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bekisting bekisting: bǝkesteŋ (Gulpen) De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.] II-9
bekvechten bekvechten: bekvechte (Gulpen), disputeren (<fr.): Van Dale: disputeren (&lt;Fr.), wetenschappelijk redetwisten; - kibbelen, twisten.  dispeteere (Gulpen), strijden: zich sjtrieë (Gulpen), taggen: (se taquiner).  zich tàg`ge (Gulpen) redetwisten [SGV (1914)] || ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)] III-3-1
belangrijk, van belang van apprentie: ~ apparence (JK)  aprentie (Gulpen), van belang: va belang (Gulpen), van waarde: va weəd (Gulpen) van grote betekenis [van belang, van pretansie] [N 91 (1982)] III-4-4
belasting belasting: belasting (Gulpen, ... ), taks (<fr.): taks (Gulpen) de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)] III-3-1
belastingbiljet belastingbiljet: belastingbiljet (Gulpen) het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)] III-3-1
belofte belofte: n belòfte (Gulpen) Een belofte. [N 96D (1989)] III-3-3
belofte niet houden zijn verspreken niet houden: èe versjpreëke neet hottej (Gulpen), zijn woord niet houden: sie woard neet houte (Gulpen) een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)] III-3-1
beloken pasen beloken pasen: Belaoëke Possje (Gulpen), krompasen: Krompŏsje (Gulpen) beloken Paschen [SGV (1914)] || De eerste zondag na Pasen, Beloken Pasen, de laatste dag dat men zijn Paasplicht kon vervullen [gebroke Paose, Wiesse Zóndiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
beloven beloven: belaove (Gulpen) beloven [gelaove, belaove] [N 96D (1989)] III-3-1
bemanning bemanning: bemanning (Gulpen, ... ) de bemanning van een schip [bemanning, équipage] [N 90 (1982)] III-3-1