e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L420p plaats=Rotem

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
worstvlees en -vet kleinmaken malen: mālǝn (Rotem) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1
wortel wortel: wǫrtǝl (Rotem) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortelenvlaai moerenvlaai: morəvlāj (Rotem) Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)] III-2-3
wortelklomp van een struik wortel: wortel (Rotem), wortelen (mv): wǫrtǝlǝ (Rotem) [N 27, 9c] I-8
wortels rooien trekken: trękǝ (Rotem) Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c] I-8
worteltje poten: putə (Rotem), stompen: støͅmp (Rotem) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] || Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] I-7
wreef wreef: vrief (Rotem) de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] III-1-1
wrijven wrijven: vrīven (Rotem) wrijven [ZND 25 (1937)] III-1-2
wringen wringen: vrɛngen (Rotem) wringen [ZND 25 (1937)] III-1-2
wroeten wroetelen: vrø̄tǝlǝ (Rotem) Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] I-12