e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K361p plaats=Zolder

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winkelhaak winkelhaak: weŋkelhoǝk (Zolder), winkelheuk (Zolder), wēŋkǝlhuǫk (Zolder) Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || Winkelhaak. Een rechthoekige scheur in een kledingstuk. [N 114 (2002)] II-7, III-1-3
winkelkorf kabas: kabas (Zolder), ən kabas (Zolder), net: uitspreken als in Frans net  net (Zolder) Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)] III-3-1
winnen winnen: (w)eene (Zolder), winne (Zolder) I. Winnen. || winnen [GTRP (1980-1995)] III-3-2
winterkoninkje winterkoninkje: winterkoninkske (gew.uitspr.) (Zolder), winterkø͂ͅningske (Zolder) winterkoning || winterkoninkje [ZND 34 (1940)] III-4-1
winterwortelen poten: putǝ (Zolder) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wip wip: en wip (Zolder, ... ), wip, wup (Zolder), /  wip (Zolder) [SND (2006)]1. Wip (kinderspeeltuig). || het speeltuig bestaande uit een in evenwicht liggende balk of plank; op de uiteinden ervan nemen personen plaats die samen, door zich beurtelings tegen de grond af te zetten, het toestel op en neer doen gaan [kwikkwak, pontewaag, wiegelewouter, wip] [N 112 (2006)] || wip [SND (2006)] III-3-2
wippen kwikkelen: kwikkele (Zolder), wippen: (w)eepe (Zolder), wippe (Zolder) op, met een wip spelen [kwikkwakken, kweken, kwinkkwaken, kwikkelen, wiegschalen, wippen, kiegelen] [N 112 (2006)] || wippen [GTRP (1980-1995)] || Wippen: met de wip spelen. III-3-2
wisselen van de tanden breken: brēǝkǝ (Zolder), wisselen: wesǝlǝ (Zolder) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wisselen van tanden breken: brei̯kǝ (Zolder), bręi̯kǝn (Zolder) [N 3A, 108b; N 3A, 16; N 3A, 22] I-11
wisselvallig weer t weer staat te luimen]: het weer weet niet wat ɛt wil. (Zolder) niet schijnen te weten wat het wil gaan doen, gezegd van het weer [loerachtig [N 22 (1963)] III-4-4