e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L321a plaats=Ittervoort

Overzicht

Gevonden: 2402
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dinsdag voor aswoensdag vastelavondsdinsdag: vastelaovensdeensdig (Ittervoort) De naam voor de dinsdag vóór aswoensdag [carnavalsdinsdag]. [N 88 (1982)] III-3-2
directoire sjansboks: [Vgl. WBD III, 1.3: directoire, sjansboks]  sjansbóks (Ittervoort) directoire, damesbroek met elastiek in de pijpezoom [sjans-, sjemieboks] [N 25 (1964)] III-1-3
dirigent dirigent: dirigent (Ittervoort) De leider van een orkest of koor [dirigent, muziekmeester]. [N 90 (1982)] III-3-2
dobbelen dobbelen: dobbele (Ittervoort) Het kansspel waarbij met dobbelstenen geworpen wordt om daarvan winst of verlies te laten afhangen [dobbelen, teerlingen, bollen, smakken, possediezen, tritsen]. [N 88 (1982)] III-3-2
dobbelsteen dobbelsteen: dobbelstein (Ittervoort) Kleine kubus waarvan de zes vlakken respectievelijk met 1-6 "ogen"voorzien zijn [steen, dobbelsteen, teerling]. [N 88 (1982)] III-3-2
dobber stop: stop (Ittervoort) De kurken drijver(s) aan het snoer van een hengel [dobber, dop, kurk, upper]. [N 88 (1982)] III-3-2
dode lijk: liek (Ittervoort) het dode lichaam van een mens [lijk, dode, kadaver] [N 87 (1981)] III-2-2
dode tak dorre stek: dorre stek (Ittervoort) Een dode tak (stek). [N 82 (1981)] III-4-3
doe het op uw gemak geen haast: gein haast (Ittervoort) doe het op uw gemak [op zijn staai] [N 85 (1981)] III-1-4
doedelzak doedelzak: doedelzak (Ittervoort) Het blaasinstrument dat bestaat uit een leren zak waarin de speler lucht blaast die hij dan door druk met de arm in een soort schalmei met toongaten blaast; andere schalmeien aan de zak blijven dezelfde toon geven [doedelzak, doerelzak, moemelzak]. [N 90 (1982)] III-3-2